dinsdag 23 juni 2015

DE ELTHETOKERK


                                                                                 
                                       
Toen bestond de kerk nog...
Voor 'Schrijvers uit Oost'
schreef ik in het kader van 'Schrijf je Straat' dit verhaal over Geloven in Oost.

En hoera!!!!  Ik kreeg voor dit verhaal én mijn ode aan het Javaplantsoen (hier geplaatst op 29 juni 2014)
een eervolle vermelding!

Zie het juryrapport onderaan dit verhaal       

 
 
 
 
 
Geloven in Oost: De Elthetokerk

Geloven, daar deden we niet aan in ons gezin.

'Weet je wat ik geloof? Dat het vlees beter is dan het been,' zei mijn vader, terwijl hij zijn karbonaadje tot op het bot afschraapte.

Hij was daar goed in, in schrapen. Niet alleen kauwde hij elke hap minstens zesentachtig keer, hij schraapte zijn bord daarna zo zorgvuldig schoon dat afwassen overbodig was. Het gepiep van zijn vork snerpte in onze oren en bezorgde ons kippenvel.

'Hè George, moet dat nou,' mopperde mijn moeder.

'Ja, dat moet, als je in het kamp hebt gezeten weet je wat honger is, dan heb je het schrokken voorgoed afgeleerd.'

Goed kauwen zodat het eten gelijkmatig in je bloed komt - was vóór Koot en Bie al eerder door mijn vader uitgevonden.

Mijn vader hing het communistische geloof aan, daar kwam geen kerk aan te pas.

Terwijl hij in zijn luie stoel 'De Waarheid' las, zat ik aan zijn voeten 'Wij zijn jong en dat is fijn', de jeugdpagina op de achterkant van de krant, uit te spellen. ' fijn is dat en jong zijn Wij' las ik achterstevoren. Nog altijd lees ik de krant van achteren naar voren, zou dat daar zijn oorsprong hebben?

De straat waarin wij woonden werd qua vriendjes en vriendinnetjes naar geloof ingedeeld. Andere scholen, andere verenigingen, verschil moest er zijn.

Toch speelde de Elthetokerk aan het Javaplantsoen in onze buurt een belangrijke rol. Rond de kerk, alsof het daar neutraal terrein was, werd wél met elkaar gespeeld: cowboytje of indiaantje of oorlogje. Achter de stenen kolommen loerde de vijand.

'Pang, pang, liggen, je was dood!'

Werd er getrouwd dan zoemde het door de buurt: 'Een bruidje, een bruidje!'

We holden naar de kerk om de bruid te bewonderen.

Oh, als ik toch ook eens in zo'n mooie jurk...

Maar terugkomend wachtte de koude douche. Mijn moeder stond me woedend op te wachten. Hoe had ik mijn broertje, die ze aan de regenpijp had gebonden, alleen kunnen laten, hij had wel in het touw kunnen stikken!

Gewoon vergeten, kon ik er wat aan doen, iedereen ging 'bruidje kijken'. Een gepaste straf volgde, dat was ik gewend.

Bij mijn pleegouders uit de oorlog had ik geleerd wat geloven was. Er werd gebeden voor het eten en ze gingen nu en dan, het lag er aan wie er predikte, naar de Elthetokerk.

Na lang zeuren mocht ik een keer mee. Onder de indruk luisterde ik naar de dominee, al begreep ik niets van wat hij vertelde. Bij de samenzang verbaasde ik me dat de kerkgangers maar zo'n beetje achter het orgel aan zongen.

Het duurde en duurde; natuurlijk moest ik weer plassen en ik zat ongemakkelijk te wiebelen. Mijn pleegmoeder drukte me een pepermuntje in de hand terwijl tegelijkertijd een stok met daaraan een zwarte zak mijn kant op kwam zweven, o ja, daarvoor had ik een dubbeltje gekregen.

Met kloppend hart stopte ik het geldstuk in de zak en het pepermuntje in mijn mond. Ik ontdekte de fatale fout toen ik de metalige smaak op mijn tong proefde.

Deftige mannen in zwarte pakken verzamelden de zakken en verdwenen in een andere ruimte.

O God, nu zouden ze het pepermuntje vinden en ze zouden maar hoeven rond te kijken om te weten te komen wie de schuldige was, want ik was knalrood en het zweet stond op mijn voorhoofd. Als God echt bestond zou ik zwaar worden gestraft, dat wist ik wel zeker. Het dubbeltje liet ik stiekem in mijn jaszak glijden.


Op een van de stenen kolommen voor de kerk


Anneke Koehof ©
5 juni 2015














Enkele fragmenten uit het juryrapport van 5 juni 2015.

Het thema van deze editie was Geloven in Oost. Het was deze keer niet zozeer de hoeveelheid inzendingen waardoor de jury verrast was – zo’n 15 waaronder gedichten en monologen -, maar de kwaliteit. Er zaten veel bekende namen tussen en de jury kwam dan ook tot de conclusie dat iedereen die vaker inzond als schrijver is gegroeid. Opvallend was dat verhalen compact waren: geen woord teveel en met afrondende pointes.

...Het thema  gaf aanleiding tot heldere, eigenzinnige gedachten. Verwoord binnen prachtige situaties. Soms kunnen inzendingen nog wel eens ‘what you read is what you get’ zijn, met andere woorden: in één laag. De verhalen dit keer getuigen juist van een grote gelaagdheid. Een gebeurtenis wordt een betekenisvol verhaal, een herinnering blijkt te staan voor iets groters. En daar zijn we altijd naar op zoek: het grote in het kleine...

...Zo zou ik nog door kunnen gaan, maar we moeten helaas naar de einduitslag. Ten eerste willen we Anneke Koehof complimenteren met een eervolle vermelding. Twee prachtige miniatuurtjes, twee herinneringen, met grote impact. Vooral je verhaal in de stijl van Nescio maakte grote indruk.

 






woensdag 3 juni 2015

SOLLICITEREN BIJ 'DE BAZEL'


We gingen voor ons jaarlijkse uitstapje met de schrijfgroep naar het Stadsarchief Amsterdam in de Vijzelstraat.
Ik schreef daarop deze herinnering aan het gebouw  (non fictie)
... en daarna poffertjes eten

Solliciteren bij De Bazel

Tegen de tijd dat wij eindexamen moesten doen kregen we op school een brief van De Nederlandsche Handel Maatschappij, met het verzoek om na het behalen van ons diploma bij hen te komen werken. Ons werd een gouden toekomst voorspeld.

Veel liever zou ik hebben doorgeleerd, maar in ons gezin was dat uitgesloten, het werd wel eens tijd dat ik wat bijdroeg, het leven was al duur genoeg en zeker voor een meisje was doorstuderen onzin, ik zou toch wel gaan trouwen, wat had je dan aan al die geleerdheid?

Dus ging ik solliciteren bij dit deftige bedrijf, dat in een somber gebouw, ontworpen door architect Karel De Bazel, in de Vijzelstraat zetelde. Als eerste kreeg ik een rondleiding.

Wat me al meteen opviel waren de grote afdelingen met ontelbare typistes, telefonistes, telexistes en weet ik wie allemaal meer, maar waar waren de mannen? Die zaten in andere zalen aan kleine speelgoedmachientjes te draaien, het was een geratel vanjewelste, dat waren rekenmachines werd me verteld. Als klapstuk mocht ik onderin de kelder de deuren van de kluizen zien, ik was zeer onder de indruk en overdonderd. De nodige opleidingen om hogerop te komen werden intern geregeld, mijn bedje voor de toekomst leek gespreid. Ik moest formulieren invullen en kreeg na enige tijd bericht dat ik was aangenomen.

Mijn vader was er niet blij mee, hij kende zijn klassieken en wees mij op de rol van de NHM in Indonesië, waar de bevolking belasting in natura moest betalen in de vorm van koffie, suiker en thee, volgens mijn vader pure uitbuiting van het Indonesische volk.

Zelf was ik al enkele malen langs het gebouw gefietst en het vooruitzicht om daar achter die getraliede ramen te moeten werken trok mij steeds minder aan.

Als echt Montessori-meisje was ik nogal op mijn vrijheid gesteld en om onderdeel te worden van een grote groep dames achter een typemachine, onder leiding van een ongetwijfeld strenge cheffin, leek me niet echt om vrolijk van te worden.

'Weet je waar je eens moet solliciteren? Bij VRG-Papier op de Hoogte Kadijk, dat lijkt me meer iets voor jou', zei mijn vader.

Hoe hij daar nu zo ineens op kwam wist ik niet, maar de volgende dag al meldde ik me bij de portier van de papiergroothandel en werd ontvangen door de personeelschef, die de afdeling reclame belde, want daar had de secretaresse wegens haar aanstaand huwelijk haar baan opgezegd.

Mijn Montessori-opleiding werkte in mijn voordeel en ik werd meteen aangenomen.

Wat mijn vader toen niet wist werd mij later duidelijk bij een reclamecampagne: het imago van VRG moest worden opgevijzeld, want de directie had in de Tweede Wereldoorlog een niet zo frisse rol gespeeld. Als hij dat had geweten had ik er nooit mogen werken!

Voor mij bleek het echter een gelukkige keuze, nooit heb ik een leukere baan gehad. Er heerste een artistieke sfeer, we hadden een grote, zonnige werkkamer met openslaande ramen aan de straatkant. Tegenover het gebouw woonden nog de echte 'Kadijkers', te vergelijken met de bewoners uit De Jordaan, dus altijd reuring. Ik heb er veel geleerd, veel gelachen en hard gewerkt in zelfstandigheid en vrijheid.

Hoe zou een meisje dat altijd zong, danste en toneel speelde ooit hebben kunnen aarden in het sombere getraliede gebouw dat nu, prachtig verbouwd, ons Stadsarchief herbergt?



Anneke Koehof ©

3 juni 2015

Typekamer Ned. Handelmij.
 Het vooruitzicht om daar te moeten werken trok mij steeds minder aan