Dit verhaal (fictie) speelt in de crisistijd van de vorige eeuw, de jaren '30 dus.
Iris
'Mooie
gladiolen, fresia’s, anjelieren!'
Het
was druk op het plein maar het leek wel of iedereen haast had
vandaag; niemand had oog voor zijn bloemenkraam. Als er nou een
bruidsboeket besteld werd, of een grafstuk, dat zou weer brood op de
plank brengen. Hij maakte een gemengd boeket van de al verslappende
bloemen, zo leek het nog wat.
'Gladiolen,
anjelieren, bijna voor noppes, wie maakt me los!
'Geef
mij maar een bosje, bloemenman, maar niet te duur hoor'.
Hij
draaide zich om en zag een knappe meid staan in het uniform van de
Gezinszorg. Ze was slank, maar zeker niet mager. Alles der op en der
an zogezegd, daar zou hij wel eens een avondje mee uit willen.
'Wil
je geen klanten of hoe zit het,' zei ze ongeduldig.
'Wat
zal het zijn, dame,' vroeg hij.
'Doe
me dat bosje maar,' wees ze.
'Een
gemengd boeket voor mevroi,' grapte hij.
'Hoeveel
is het?'
Zou
hij durven?
'Voor
jou drie stuivers, maar dan moet je wel een avondje met me uitgaan,
er draait een goeie film'.
Hij
zag haar twijfelen, toen haalde ze haar schouders op.
'Daar
doe ik het voor, zeg maar hoe laat'.
'Ik
moet je iets vertellen,' zei ze zes weken later.
Stiekem
hoopte hij dat ze het zou uitmaken, ze was zo vasthoudend en hij had
geen zin in verplichtingen.
Ze
aarzelde even.
'Ik
ben in verwachting.'
Hij
schrok, dat kon toch niet waar zijn? Verdomme, dat had je er nou
van. Ze was, dat had hij al gauw gemerkt, niet afkerig van een vrij
partijtje, maar dit!
'En
wat nu?' vroeg hij.
'Tja,
er zal getrouwd moeten worden en snel ook,' antwoordde ze bits.
'Maar
dat kan niet, ik verdien niet genoeg en ik moet mijn moeder ook
onderhouden,' wierp hij tegen. Ze werd kwaad, haar gezicht vertrok,
hij vond haar ineens niet meer zo aantrekkelijk. Met een zucht
besefte hij dat hij in de val zat.
'Bloemen,
mooie herfstbloemen, asters en chrysanten!'
De
najaarsstorm joeg de bladeren over het plein. Een begrafenisstoet
naderde. De paarden stootten hun adem in wolken uit en de koetsier
zat ineengedoken op de bok. De gordijnen van de rouwkoets waaiden
iets op en hij zag de kist met daarop de kransen, zijn kransen. Het
leek wel of er iedere week een ging er werd zelfs gefluisterd over
een geheimzinnige ziekte…
Nou
ja, wat zou hij zich druk maken, voor hem was het een welkom
extraatje en zo kon hij haar tevreden houden. God, wat was dat mens
veeleisend, hij kon het geld niet aanslepen, het leek warempel wel of
ze een koningskind moest krijgen. Soms kreeg hij een gevoel van
wantrouwen, was het kind wel van hem? Ze was zo gretig geweest om hem
naar het stadhuis te slepen en alles moest tiptop zijn.
Hij
grinnikte, haar bruidsboeket was in ieder geval mooi geweest en
gemaakt van de overgebleven bloemen van de vorige dag, dat had hem
geen cent extra gekost. Gelukkig verdiende zij ook wat bij, ze werkte
een paar dagen in de week, hoofdzakelijk bij ouderen in de buurt.
Niet meer bij de Gezinsverzorging, daar hadden ze haar dikke buikje
ontdekt en dat kon niet bij die christelijke huichelaars.
De
oudjes liepen met haar weg. Hij gaf haar geregeld een bosje bloemen
mee dat hij toch niet meer kon verkopen. Op die manier maakte ze zich
geliefd en vaak kwam ze thuis met een of ander gekregen
snuisterijtje.
‘Een
koppie thee en een babbeltje doen wonderen,’ zei ze dan. Ja, een
beetje uitgekookt was ze wel, dat stond hem soms tegen.
De
stoet was uit het zicht verdwenen. Toch voelde het ongemakkelijk. Van
de opbrengst van één grafkrans konden ze een week voort maar dat
kon toch niet zo blijven?
Hij
wilde net opruimen toen er twee heren aan zijn kraam verschenen.
Zeker weer een rouwstuk, dacht hij.
'Recherche,
wilt u even meekomen?'
'Pappa,
ik ben zo moe'.
'Ja,
ja, we zijn er zo,' mompelde hij. Eens in de maand mocht ze mee, zijn
dochtertje. Iris had hij haar genoemd, naar zijn lievelingsbloem en
een bloem was ze! Gelukkig was ze een makkelijk kind, als hij werkte
paste zijn moeder op haar, het oude mens knapte er zowaar van op,
alsof de jaren van haar afvielen.
Hij
had een baan als sjouwerman in de haven, zwaar lichamelijk werk maar
het verdiende goed. Bloemen verkocht hij niet meer sinds het bekend
was geworden...
Uren
was hij op het hoofdbureau verhoord maar uiteindelijk geloofden ze
hem. Ja, hij gaf wel eens een bosje bloemen mee voor de oudjes maar
dat van die strychnine, daar wist hij niets van. Ze hadden last van
ratten zoals zo vaak voorkwam in oude woningen.
Ze
had het bedacht om hem op die manier meer inkomen te verschaffen en
daardoor het leven te leiden dat haar toekwam. Een koppie thee en
een babbeltje, ja, ja...
'Pappa!'
Hij
tilde haar op. Nooit zou zijn dochter mogen weten dat ze in een
vrouwengevangenis was geboren en dat die bleke mevrouw haar moeder
was.
Anneke
Koehof ©