Dit fictieve verhaal is geplaatst in 'De Jordaan en de Gouden Reael' van oktober 2015.
Indian Summer
Ineens
is ze daar.
Ze
loopt zelfverzekerd, haar gezicht koesterend opgeheven naar de
ochtendzon. Mijn lief neuriet het lied van Clouseau.
'Daar
gaat ze, en zoveel schoonheid heb ik nooit gezien'.
Ze
is prachtig en ze weet dat ze mooi is, net als in het lied, ze heeft
iets fris' .
'Daar
staat ze, en zoveel gratie heb ik nooit gezien'.
Ze
kijkt uitdagend lachend over het water, waar de jonge meerkoeten zich
niets meer aantrekken van hun ouders.
Ze
draagt een zwierige, geelgroene jurk, die opwaait door een zacht
briesje. Haar benen zijn glad en bruin, haar rode krullen glanzen. Gretig hapt ze in een appel. Dan loopt ze
door en wij ontbijten glimlachend verder.
Een
hele tijd zien we haar niet, maar plotseling verschijnt ze weer in
ons gezichtsveld. Ze heeft haast, het regent.
Haar
jas, niet dichtgeknoopt, wappert zwierig achter haar aan. Daaronder
iets in een roodbruine kleur. Boven haar hoofd houdt ze, charmant,
een paraplu. Geen tijd nu om van het uitzicht te genieten, geagiteerd stapt ze door. Ik kijk naar mijn lief, zijn ogen staan
verlangend...
We
zijn haar al vergeten als we haar die ochtend passeren op de
Hilletjesbrug. Ze heeft een totale metamorfose ondergaan. Haar
frisheid lijkt verdwenen, haar krullen, bijna ontembaar, zijn nu dof.
Ze draagt leren laarzen zoals je ze ziet in de outdoorbladen.
Over haar schouder hangt een grote tas.
Een
windvlaag, ze struikelt en haar tas valt open. Ontelbare blaadjes
dwarrelen rond, de gracht kleurt koper. We helpen haar op en vragen
hoe ze heet.
'September'
zegt ze.
Anneke
Koehof ©