vrijdag 6 september 2013

EEN VERJAARDAGSVERHAAL VOOR FLEUR


Fleur is 10 jaar geworden. Ze kreeg van mij een gouden ringetje, dat ik zelf jaren heb gedragen.
Opgeknapt en met een nieuw steentje is het nu voor Fleur!















Bloem's droom, een verjaardagsverhaal voor Fleur

'Ik moet even wat boodschappen halen bij de supermarkt, ga je mee?' vraagt oma.

Heel veel zin heeft Bloem niet, ze is met haar pop aan het spelen.

Bloem logeert een nachtje bij oma en ze heeft pop Saskia en alle speelgoedhonden bij zich.

'Mag Saskia dan mee, in de poppenwagen?' vraagt ze.

'Natuurlijk, gezellig!'

'Maar ik moet haar nog aankleden,' zegt Bloem, 'en ik heb mijn krentenbol nog niet op.'

'O, doe maar kalm aan hoor, ik ga eerst nog een boodschappenbriefje maken.

Waar heb je trek in, pannenkoeken of pasta?'

'Pasta graag, oma'.

'Goed, ehhhhh, dat wordt dus spaghetti, tomaten, gehakt, Italiaanse groente...'

'Weet je wat, neem je krentenbol maar mee in een zakje, voor onderweg.'

Pop Saskia ligt in de wagen, de krentenbol aan het voeteneinde en oma heeft haar boodschappentas tevoorschijn gehaald.

'Zullen we door het park lopen?' vraagt oma.

'Best hoor.'

Ze zijn nog geen vijf minuten onderweg of oma slaat haar hand voor haar mond.

'Oh, wat ben ik toch een sufferd, ik heb mijn boodschappenbriefje op tafel laten liggen!

Nu moeten we terug want zonder briefje vergeet ik de helft.'



Nou, dat gelooft Bloem ook, want oma vergeet tegenwoordig van alles, vooral namen.

'Kan ik hier niet even wachten, dan hol je naar je huis om het briefje op te halen,' stelt Bloem voor.

Oma twijfelt, ze wil Bloem liever niet alleen in het park achterlaten.

'Goed dan, maar dan ga je op deze bank zitten en denk erom, met niemand meegaan en niets van een vreemde aannemen.'

Ja, dat weet Bloem ook wel, dat heeft mama haar vaak genoeg verteld en ze is geen klein kind meer, ze is al bijna tien!

'Ga nou maar,' zegt ze en oma holt weg.

Bloem kijkt haar na, oma loopt best grappig, net of haar lijf harder wil dan haar benen kunnen.

Ze zit in de zon en als een echte moeder laat ze de poppenwagen op en neer wiebelen, dat vinden baby's lekker en poppen ook.

Vanuit een zijpaadje komt een oud vrouwtje met een boodschappenkar aangesloft.

Ze is veel ouder dan oma en ze ziet er een beetje vreemd uit, met een lange rok, rare grote schoenen, een vuile jas en lang, stijl haar.

Zou het een zwerfster zijn? Of een heks?

Ze heeft geen puntmuts op en ook geen bezem bij zich, dus dat zal wel niet.

O nee he, nu gaat ze ook nog naast haar op de bank zitten.

Wat nu? Ze mag hier niet weg van oma.

Nou ja, het vrouwtje zal haar heus niets doen.

Het vrouwtje kijkt naar Bloem en dan naar de krentenbol in de poppenwagen.

Er komt een beetje spuug uit haar mondhoek.

Misschien heeft ze wel honger, denkt Bloem.

'Heeft u misschien trek in een krentenbol?' vraagt ze.

'Maar heb jij dan zelf geen honger?' antwoordt het vrouwtje.

Bloem schudt van nee.

'Dan graag, meisje, ik heb namelijk nog niets gegeten.'

Bloem geeft haar de krentenbol en het vrouwtje eet met hele kleine hapjes.

Als er geen kruimeltje meer over is, maken ze een praatje.

Bloem vertelt dat ze bij oma logeert en dat die vast heel gauw weer terug is met haar boodschappenbriefje.

'Je bent een lief meisje,' zegt het vrouwtje,' mag ik vragen hoeveel jaar je bent?'

Bloem vertelt trots dat ze bijna jarig is en dat ze dan al tien wordt.

'En hoe gaat het op school?' vraagt het vrouwtje.

Bloem zegt dat het heel goed gaat, alleen heeft ze soms een klein beetje moeite met lezen.

'Aha, in dat geval heb ik hier iets voor je,' zegt het vrouwtje.

Ze rommelt wat in haar boodschappenkar en haalt er een goudkleurig zijden zakje uit.

'O nee, ik mag niets van vreemden aannemen,' zegt Bloem verschrikt.

Het vrouwtje lacht haar vriendelijk toe.

'Je hebt mij toch je krentenbol gegeven, dan ben ik geen vreemde meer.

Hier.' Ze legt het zakje bij Bloem op schoot.

'Als je wat in dit zakje zit, om je vinger draagt, gaat de taal vanzelf.'

Bloem is nu toch wel benieuwd en voelt aan de buitenkant van het zakje.

Er zit iets hards in, zal ze het toch maar openmaken?

Voorzichtig kijkt ze erin en dan ziet ze nóg een zakje, roze dit keer.

Ze maakt het open en vindt een gouden ringetje met een klein steentje.

Als ze het ringetje op haar hand legt, glanst het in de zon en het steentje fonkelt alsof er duizenden sterretjes omhoog schieten.

Nee, het zijn geen sterretjes, maar lettertjes, schitterende lettertjes, die over elkaar heen buitelen. Haar ogen doen er pijn van, ze moet ze wel dicht doen, het lijkt of ze er slaperig van wordt.

Het vrouwtje zegt iets tegen haar, wat zegt ze nu, dat ze gaat uitrusten in het alfabet?

Bloem begrijpt er helemaal niets van, alles om haar heen draait, het lijkt wel of ze zweeft.

Dan voelt ze een lichte plof, ze is niet meer duizelig en doet haar ogen open.

Waar is ze nu terecht gekomen?

Ze zit op een bed en op dat bed ligt een sprei met allemaal lettertjes.

Dan ziet ze vijf grappige elfjes staan, ze hebben vleugeltjes en elk van hen draagt een houten bordje met een letter erop.

Bloem kijkt eens goed en ziet dat de bordjes haar naam vormen, B L O E M.

'Hallo Bloem,' zegt het elfje met de B. 'Je bent hier in Het Letterpaleis en wij zijn het Gevleugelde Woord. Zullen we je rondleiden?

Bloem is helemaal sprakeloos en ze knikt van ja.

'Dan moet je eerst van het alfabet komen,' zegt het elfje, anders gaat het niet.

Vlug springt Bloem van het bed, elfje B houdt haar hand vast en de rondleiding begint.

Achter een gordijn, ook al met lettertjes, ziet ze wel honderd mannetjes met letterbordjes heen en weer rennen.

De mannetjes maken rijen: korte rijen, lange rijen, en ze veranderen steeds van rij.

'Dat zijn de werkwoorden,' zegt het elfje, 'die hebben het de hele dag maar druk, druk, druk.'

'Maar wie zijn dan die rode mannetjes die er steeds tussen springen?' vraagt Bloem.

'O, dat zijn de voegwoorden, ze moeten altijd tussen de woorden in gaan staan, anders kunnen ze er geen zin van maken.'

Bloem begrijpt het.

Dan komen ze in een zaal met hele dikke, zware deuren waar groene mannetjes heel boos naar elkaar kijken. Ze schreeuwen en vechten, hun letterbordjes kletteren tegen elkaar Bloem vindt het niet echt leuk.

'Dat zijn de scheldwoorden. Nee, leuk is het niet, maar ze moeten er ook zijn'.

'Kom maar mee, deze zullen je beter bevallen'.

En ze komen in een blauwe kamer met schattige wezentjes, die allemaal een roze brilletje op hebben.

Ze zitten met hun letterbordjes op schommels in de vorm van witte wolken.

'Dat zijn de lieve woordjes, voor als je verliefd bent.'

LOVE leest Bloem en ze krijgt er een kleur van.

Daarna stappen ze in een half -donkere ruimte. Het is er nogal stoffig en het ruikt een beetje muf.

Mannetjes met lange baarden zitten gezellig bij elkaar, sommigen roken een pijpje.

Hun borden met letters staan tegen de muur, iedere letter lijkt op een kleine tekening met goud, rood en blauw.

'Dit is de kamer van de oude letteren,' zegt elfje, hier rust het woord van duizenden jaren geleden.'

Bloem is behoorlijk onder de indruk.

'Nu op je tenen lopen,' fluistert elfje Ze doet een gordijn opzij en daar staan allemaal wiegjes.

'Sssssst, anders worden ze wakker.

Het worden allemaal nieuwe woordjes zie je, maar die moeten nog worden bedacht, ze heten voorlopig De Kleine Lettertjes.'

Bloem en de elfjes lopen nu hand in hand naar buiten.

In de tuin gaan ze aan de rand van de vijver zitten.

In het midden van de vijver ligt een bootje te wiegelen.

Het bootje heet KOFSCHIP.

Nu wordt Bloem toch echt heel moe, ze wil wel eens terug en ze gaapt.

De elfjes brengt haar naar een hoge poort, waarop met grote letters staat : EINDE.

Ze omhelzen elkaar en Bloem holt door de poort.

Ze draait zich om en zwaait nog eens, maar de elfjes zijn al weg en de poort ziet ze ook niet meer...

'Bloem, Bloem,' hoort ze roepen.

Het is oma die hijgend voor haar staat.

'Was je in slaap gevallen?' vraagt oma.

Bloem knippert nog een beetje en vertelt dan wat haar is overkomen.

Dat kan toch niet,' zegt oma ongelovig, dat heb je vast gedroomd!'

'Nee hoor, echt niet. Kijk maar, mijn krentenbol is op en hier is het ringetje.'

Bloem doet haar hand open en nu ziet oma het ook.

'Asjemenou,' stamelt oma, 'waar is die vrouw dan gebleven?'

Ze kijken rond, maar het vrouwtje is weg.

'Mag ik het ringetje houden?' vraagt Bloem.

'Tja, je hebt het eerlijk gekregen, dus ik denk van wel,' antwoordt oma.

'Dan doe ik het om als ik naar school ga,' zegt Bloem blij.

'Wat zal ik dan goed worden in taal en lezen!'

'Ik vond je al knap,' zegt oma, maar nu word je vast nog veel knapper!'


Van Oma voor Fleur

5 september 2013, Anneke Koehof ©

fictie









Het alfabet