zaterdag 30 november 2013

TERUG NAAR OOST



Intocht 1953, foto Stadsarchief Amsterdam
Deze herinnering  publiceerde ik in 2009
op Het Geheugen van Oost

Terug naar Oost.

Natuurlijk kwam Sinterklaas in Amsterdam Oost, maar voor de 'enige echte' moest je naar het Centrum.

Ik was een jaar of achttien, toen ik met mijn schoonzusje, een 'nakomertje', naar de Sinterklaasintocht ging. Het was begin jaren zestig en bitterkoud.

Op het Javaplein stapten we in de overvolle tram; opeengepakt stonden we tussen de stank van natte jassen. De route werd omgeleid, dus we moesten uitstappen en verder lopen.

De gure wind blies dwars door onze kleding en we werden drijfnat door een ijskoude regen.

Uren stonden we, tevergeefs stampvoetend om onze voeten warm te houden,  te wachten op het Frederiksplein. Af en toe reed de politie op motoren met zijspan voorbij, gevolgd door enkele Pieten op scooters. Een golf van verwachting ging dan door de wachtende rijen, maar het duurde en het duurde...

We waren inmiddels door en door versteend, iedereen stond te trappelen van ongeduld en de kleintjes huilden van ellende op de schouders van hun vaders, maar die bleven staan, want weggegaan, plaatsje vergaan.

Plotseling ging de regen over in tikkelende ijzel. De Stadsreiniging strooide zand zodat de schimmel van de Goedheiligman niet zou uitglijden.

Eindelijk was hij er dan, voorzichtig rijdend, omringd door Zwarte Pieten en gevolgd door Spaanse Edelen (wij noemden hen 'Witte Pieten'). Luid zingend en springend werd hij toegezwaaid door de honderden kinderen, even was de kou vergeten en genoten we van de volgkaravaan. Enkele gelukkigen kregen een handvol pepernoten.

We moesten terug naar Oost, maar hoe we er zijn gekomen is bijna niet te beschrijven. Het was inmiddels zo glad geworden dat we niet tegen de bruggen op konden. Zowel het wegdek, als de brugleuningen waren bedekt door een dikke laag ijzel. Iedere keer als we bijna boven waren gleden we weer net zo hard terug. Ik weet niet meer of we lachten of huilden...



Anneke Koehof ©


intocht Frederiksplein, foto Stadsarchief Amsterdam








 

woensdag 27 november 2013

DECEMBERBLUES


 
Opdracht:  schrijf een column 













Decemberblues


Voor mij begint december al rond half november.

Ja ik weet het, het is een ziekte, die bij mij zijn oorsprong vond in mijn jeugd.

De spanning van 'gelijk met Sinterklaas jarig' en het feest zelf, kon ik als kind al niet aan.

Als dan een aantal verjaardagen in je latere gezin en familie ook nog eens in die feestmaand vallen, ligt daar de ideale bedding voor een december-depressie.

Feestelijkheden en feestdagen buitelen over elkaar heen.

Familieleden, die elkaar het hele jaar nauwelijks zien, klampen zich vast aan oude tradities en worden, in het kader van de 'oude gezinsillusie', bij elkaar aan tafel genood, of, als je buiten de boot valt, juist niet. Pijnlijkheden worden met de mantel der liefde bedekt en tegen de tijd dat de rijkelijk geschonken wijn de waarheid achterhaalt is de avond gelukkig voorbij.

Etalages met feestkleding en blingbling lokken, want je moet vooral kopen, kopen.

Als schimmen snellen mensen met volle tassen door de natgeregende winkelstraten en eigenlijk zou je willen meedoen.

Voor één keer je hullen in al die luxe, in de illusie dat daarmee warmte is te halen.

De glossies staan vol foto's van families die modieus gekleed, aan rijk gedekte tafels, de schijn ophouden dat veel en duur 'geluk' betekent.

De dagen worden korter, de straten worden versierd met duizenden lichtjes.

Grachtenpanden wiegelen met verlichte vensters in het donkere water

Binnen branden de kaarsjes en in de oven staat een stamppot te geuren.

Irritaties worden vergeten, de wereld staat even stil

Binnenkort is het Kerstmis en we zoeken geborgenheid bij elkaar.

Kon ik er maar van genieten, alle pijnlijkheden loslaten, maar het lukt me niet.

Was het maar weer 1 januari, want dan is het over!



Anneke Koehof ©


maandag 11 november 2013

ODE AAN LEMMER



Ik draag mijn gedicht op aan Philo Gort
Wij hadden synchrone vakantieherinneringen aan Lemmer.

 





...zag ik de Le 64 statig binnenkomen




ODE AAN LEMMER


Lemmer, mooi vissersplaatsje aan de oude Zuiderzee, wat had ik je als kind al lief.

Als ik na eindeloze uren water, met dichtgesnoerde keel, het silhouet zag

van de kerk en later, bij het passeren van het Eindje van de Dam, met uitzicht

op door golven gepolijste keien, de vuurtoren aan het zilvergrijze strand,

voelde ik me gelukkiger en vrijer, dan waar ter wereld ik ook kwam.



Lemmer, mooi vissersplaatsje aan de oude Zuiderzee, ik ruik nog steeds je geuren, van

getaande netten aan de reling, de haven met haar zilte geur van vis en dan

de rokerij met paling aan de speten, de houtmolen aan de Zeedijk, en verderop de werf

met pas geteerde vissersschepen, het waswater op maandag in de steeg, de

geur van schone lakens op de bleek, maar ook die van het hûske en de tonneman.



Lemmer, mooi vissersplaatsje aan de oude Zuiderzee, nog hoor ik je geluiden, van

houten klompen op de brug, het water klotsend aan de schoeiing, de misthoorn

eenzaam in de nacht, een schip dat kreunt tegen de boeiing, een dronken vent die lallend

lacht, uit een café een flard muziek, het zagen van de mastenmaker, de stoomfluit van de
 
houtfabriek, de Nachtboot die vertrekken moet, het 'Goeie' als een Friese groet.



Lemmer, mooi vissersplaatsje aan de oude Zuiderzee, nog proef ik je gerechten, in

het huis aan de Zeedijk, waar ik zo vaak logeerde, en tante mij trakteerde op

trommelkoek met stroop, op aal met botersaus en palingen zo vet, dat het je kin langs droop.

Op suikerbrood, 'pareltjebrei ', en van die lange Friese Repen, een echte lekkernij,

gebakken vis met witte rijst en bruine suiker en 'sipelpomp' en dûmkes horen er ook nog bij.



Lemmer, mooi vissersplaatsje aan de Zuiderzee, nog zie ik in gedachten, in de

sluis de Jan Nieveen liggen wachten, ik zie de oude haven, waar mijn moeder werd geboren,

ik zie vanuit mijn kamertje de polder, wuivend koren, ik zie de Langestreek, de Schans

en aan de waterkant, waar ik als meisje zat te dromen, zie ik de Lemmer 64 statig binnenkomen.

Maar wat ik het allerliefste nooit had willen zien, was aan de Vissersburen het dempen van de Rien.




 



Vissersburen
 
 
Anneke Koehof ©

8 november 2013










   

                                                                                                             

woensdag 6 november 2013

DIALOGUE WITH AN ENGLISH BORDER COLLIE


Opdracht: een dialoog tussen twee van te voren in een blad uitgezochte 'personen'.
Ik heb het mezelf wel moeilijk gemaakt door een hond te kiezen...
Gelukkig heb ik een ruime ervaring met honden én inspiratie door een dergelijk avontuur van de vroegere hond Asta van Marleen.
 
 
 Dialogue with an English Border Collie, named after Montgomery.






'Monty, Monty, hier!'

Ik doe net alsof ik niets hoor, er is nog zoveel te snuffelen, ik wil nog niet naar huis.

'Kom je nou hier of niet?'

Gelukkig, ik heb de keuze: dus niet.

'Potverdikkeme, kom nou hond, ik heb nog zoveel te doen

Anders ik wel, er ligt hier nog een hele berg blad, daar ga ik eens even doorheen roetsjen.

Haaaaaaaa, lekker zeg, knisper, kraak, knisper; ik zit er nu helemaal onder, pak me dan, als je kan!

'Nu heb ik er genoeg van, je zoekt het maar lekker uit, dag Monty. Ik ga naar huis'.

Dat doe je toch niet, ik kan nog best even een sprintje trekken. Hé, wat zie ik daar voor een leuk teefje, hallo schat, voel je iets voor een vrijpartijtje in het kreupelhout? O, nou zeg, dan niet, wat een kapsones met je stomme roze strikje, je bent zeker bang om vuil te worden...

'Monty!!”

Ja, ja, ik kom al. Met wie sta je nu te praten?

'Monty, snel!'

Dat klinkt niet pluis. Waarom houdt die man zijn regenjas open en wat moet ie met dat potlood?
Er op af, grrrrrrrr, weg jij want ik grijp je. Jaaaah, nu gauw over het hek heen, hè, maar ik heb je, ik heb je, kgggggg!

'O Monty, wat ben jij een zoete hond en wat heb je daar? Geef maar hier, braaaaaf! Een stuk regenjas, haha, dat moet ie thuis uitleggen, net goed, ga je mee?'

Zo, voorlopig kan ik geen kwaad meer doen en nu op naar de beloning!

 
Anneke Koehof ©

6 november 2013
fictie