dinsdag 20 oktober 2015

INDIAN SUMMER

Dit fictieve verhaal is geplaatst in 'De Jordaan en de Gouden Reael' van oktober 2015.
 
 
 
 
 
 
 
 
 


Indian Summer
Ineens is ze daar.
Ze loopt zelfverzekerd, haar gezicht koesterend opgeheven naar de ochtendzon. Mijn lief neuriet het lied van Clouseau.
'Daar gaat ze, en zoveel schoonheid heb ik nooit gezien'.
Ze is prachtig en ze weet dat ze mooi is, net als in het lied, ze heeft iets fris' .
'Daar staat ze, en zoveel gratie heb ik nooit gezien'.
Ze kijkt uitdagend lachend over het water, waar de jonge meerkoeten zich niets meer aantrekken van hun ouders.
Ze draagt een zwierige, geelgroene jurk, die opwaait door een zacht briesje. Haar benen zijn glad en bruin, haar rode krullen glanzen. Gretig hapt ze in een appel. Dan loopt ze door en wij ontbijten glimlachend verder.
Een hele tijd zien we haar niet, maar plotseling verschijnt ze weer in ons gezichtsveld. Ze heeft haast, het regent.
Haar jas, niet dichtgeknoopt, wappert zwierig achter haar aan. Daaronder iets in een roodbruine kleur. Boven haar hoofd houdt ze, charmant, een paraplu. Geen tijd nu om van het uitzicht te genieten, geagiteerd stapt ze door. Ik kijk naar mijn lief, zijn ogen staan verlangend...
We zijn haar al vergeten als we haar die ochtend passeren op de Hilletjesbrug. Ze heeft een totale metamorfose ondergaan. Haar frisheid lijkt verdwenen, haar krullen, bijna ontembaar, zijn nu dof. Ze draagt leren laarzen zoals je ze ziet in de outdoorbladen. Over haar schouder hangt een grote tas.
Een windvlaag, ze struikelt en haar tas valt open. Ontelbare blaadjes dwarrelen rond, de gracht kleurt koper. We helpen haar op en vragen hoe ze heet.
'September' zegt ze.

Anneke Koehof ©


woensdag 16 september 2015

EEN 'ANNEKEDOTE' UIT DE OUD AMSTERDAMMER VAN SEPTEMBER 2015

Openluchtschool in het Oosterpark

Ik heb daar met onze Operetteclub rond 1955 de rol van 'Sneeuwwitje' gespeeld. Toen ik in de appel zou gaan bijten riepen de meest stoere jongens: 'Nee, niet doen, niet doen'. Ik had er bijna gehoor aan gegeven, maar ja, hoe zou het sprookje dan zijn afgelopen? Wat me nog bijstaat is, dat we tussen de middag, vóór ons optreden, een heerlijke stamppot maaltijd kregen. En nog weken daarna hoorde ik roepen: 'Dag Sneeuwwitje, hé Sneeuwwitje', even was ik wereldberoemd...in Oost.
 

...en ze leefden nog lang en gelukkig

Generale Repetitie

Generale repetitie
 


















 

vrijdag 4 september 2015

EN VACANÇE


Opdracht van de schrijfgroep:
een vakantieverhaal.
non-fictie
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
En vacançe

Omdat we voor een hondenwedstrijd in Reims moesten zijn streken we met de caravan neer op een camping aan de buitenkant van die stad.

Natuurlijk bezochten we de beroemde Kathedraal Notre Dame, waar de meeste Franse koningen werden gekroond en waar de later op de brandstapel omgekomen Maagd van Orleans, beter bekend als Jeanne d'Arc, een belangrijke rol speelde bij de zalving en kroning van Karel VII op 17 juli 1429.

Na een dagje stad en cultuur waren we toe aan de route door de 'Montagnes de Reims', langs de beroemde champagnehuizen, gelegen in een vriendelijk glooiend landschap dat zich uitstrekt tot Epernay, met druivenvelden zover het oog reikt.

Wat kan er heerlijker zijn dan een picknick aan de oever van een rivier, met uitzicht op de velden, met vers stokbrood, Franse kaas en wijn uit de streek.

Hierdoor gelouterd vertrokken we de volgende dag naar het eigenlijke reisdoel, de Haute Savoie in de regio Rhône-Alpes, die wordt omrankt door Zwitserland en Italië.

We vonden een rustige camping aan een meer met rondom hoge bergen en in de verte, meestal in nevelen gehuld, uitzicht op de beroemde Mont Blanc.

Misschien was de camping wel iets te rustig, want al de eerste nacht werd er bij mijn schoonzus en haar gezin ingebroken, al moet je eigenlijk zeggen 'ingesneden' met een mes was vakkundig een compleet raam uit hun bungalowtent verwijderd. Zo konden de nachtelijke bezoekers makkelijk binnenstappen en pakken wat van hun gading was. Dat gebeurde in verschillende tenten, dus het duurde even voordat we ons weer op ons gemak voelden, nog afgezien van de rompslomp die zo'n gebeurtenis met zich meebrengt.

Ondanks mijn schoolfrans en nog een extra opfriscursus, merkte ik dat het toch wel heel moeilijk was om je aan de autoriteiten duidelijk te maken! Wat waren we dan ook blij met de hulp van een vloeiend Frans sprekende Nederlandse wijnboerin, die voor de liefde in die streek was terecht gekomen en als tolk optrad.

Haar Frans was toch wel even iets anders dan mijn gestuntel, maar het lukte me toch best aardig om iedere morgen het door ons bestelde stokbrood op te halen bij de receptie, en ook nog een praatje te maken. Mijn pogingen werden althans welwillend gewaardeerd.

Opnieuw maakten we mooie tochten in de omgeving en op de steil omhoog klimmende bergwegen (minstens van de eerste categorie) zagen we met witte verf aangegeven in welk jaar 'Le Tour' langs was geweest en wie toen de dag-etappe had gewonnen. Nee, voor ons geen juichend publiek in de vreemdste uitdossingen of zwaaiend met vlaggen langs de route, hoogstens kruiste een enkele bruine koe of een alpenmarmot ons pad, maar steeds weer was onze beloning een spectaculair uitzicht over het berglandschap.

Toch zijn wij eigenlijk meer liefhebbers van kuststreken, zoals Picardië, Normandië en Bretagne, eerlijk gezegd kregen we er genoeg van dat achter elke berg weer een nieuwe berg schuilging, we verlangden naar vergezichten en besloten weer eens op te breken.

Op de ochtend van vertrek ging ik afrekenen 'à la réception du camping'.

We kregen een compliment over de gehoorzaamheid van onze honden, we mochten altijd terugkomen maar één vraag had de eigenaresse wel:

'Pourquoi dites-vous 'bonne année' tous les matins?'

Ik schaamde me dood, twee weken lang had ik, wel heel consequent, journée verwisseld voor année en de aanwezigen dus elke morgen weer een gelukkig Nieuwjaar gewenst...

Achteraf hebben we er smakelijk om kunnen lachen, maar hoe dom kun je zijn!

Anneke Koehof ©  
6 augustus 2015

dinsdag 25 augustus 2015

ZONDAGSRUST IN DE JORDAAN


 

Mijn eerste column in

Jordaan & Gouden Reael 
 
 
 
 
 


Zondagsrust in De Jordaan

Een sombere vroege zondagmorgen in juli. De zon laat zich nog niet zien en er hangt een weldadige rust over de gracht.

Enkele fietsers passeren de brug. Een jong echtpaar wandelt, met kinderwagen en daarnaast een keurig jongetje, korte broek, kniekousjes, donkerblauwe pullover, haartjes netjes in de scheiding, aan de overkant van het water. Ze zien er uit als Franse toeristen, papa bekijkt een stadsplan en wijst schuin naar boven, mama en het jongetje volgen gehoorzaam de richting van zijn wijzende vinger. De overige vakantiegangers en recreanten slapen nog even uit en ook de bootjes blijven aan de kant.

Meeuwen scheren langs ons raam, een duif landt op een lantaarnpaal, we genieten van de ongebruikelijke stilte.

Een jongen van een jaar of dertien, veertien, zo een wiens stem net begint over te slaan, laat de hond uit. Hij heeft de onverschillige uitstraling van 'eigenlijk geen zin, maar het moet' en als de hond dan ook nog eens midden op de straat zijn behoefte doet kijkt de jongen schichtig om zich heen, het zal hem toch niet gebeuren dat juist op dit moment dat leuke meisje voorbij fietst, hij zou zich kapot schamen. De hond krijgt nauwelijks de tijd om het karwei af te maken en stribbelt tegen maar wordt zacht doch dwingend meegetrokken.

Terwijl wij ons eitje tikken meldt de radio dat onlangs, pas voor de derde keer, een bruine prachtuil is gezien en dat het aantal meldingen van tekenbeten volgens tekenradar enorm is toegenomen. Daar kunnen wij wat mee. Bij gebrek aan 'buiten' besluiten deze vroege vogels hun koffie te gaan drinken in de tuin van het Rijksmuseum. Onder het aanzwellend gebeier van de Oude Wester stappen we op de bus bij de Westermarkt.

Zouden er in de museumtuin ook teken zijn of misschien zelfs een prachtuil?



Anneke Koehof ©

12 juli 2015





donderdag 30 juli 2015

OCEANEN EN VREDE


Voor de Muiderkerk, waar wij met onze schrijfgroep een ruimte mogen gebruiken, maakte ik in het kader van Korendag op 18 april twee gedichten. Een vrij gedicht en een Tanka.

Fienie Gerekink, een van onze mede-schrijfsters, zette het gedicht 'Wanhoop' op muziek en zong het ook zelf in. Ze noemde het 'Oceanen'.

De Tanka werd aan de wensboom voor de kerk bevestigd.
 
 
 

 

Wanhoop
Oceanen van tranen stromen door rivieren naar zee
Ze nemen ontelbare klaagzangen mee
Het fluistert door de bedding
Het zingt langs het strand,
Het schreeuwt in de branding,
Waar blijft onze redding, Vrede, Vrede,
Breng in Godsnaam Vrede naar ons land
Anneke Koehof ©
18 april 2015

 

Tanka, ook naamdicht of lettervers.

Vrede, het woord dat

Raakt in onze harten en

Een gevoel geeft van

Droefheid en meeleven met

Elk die het nooit heeft gekend

 
Anneke Koehof ©
18 april 2015


dinsdag 23 juni 2015

DE ELTHETOKERK


                                                                                 
                                       
Toen bestond de kerk nog...
Voor 'Schrijvers uit Oost'
schreef ik in het kader van 'Schrijf je Straat' dit verhaal over Geloven in Oost.

En hoera!!!!  Ik kreeg voor dit verhaal én mijn ode aan het Javaplantsoen (hier geplaatst op 29 juni 2014)
een eervolle vermelding!

Zie het juryrapport onderaan dit verhaal       

 
 
 
 
 
Geloven in Oost: De Elthetokerk

Geloven, daar deden we niet aan in ons gezin.

'Weet je wat ik geloof? Dat het vlees beter is dan het been,' zei mijn vader, terwijl hij zijn karbonaadje tot op het bot afschraapte.

Hij was daar goed in, in schrapen. Niet alleen kauwde hij elke hap minstens zesentachtig keer, hij schraapte zijn bord daarna zo zorgvuldig schoon dat afwassen overbodig was. Het gepiep van zijn vork snerpte in onze oren en bezorgde ons kippenvel.

'Hè George, moet dat nou,' mopperde mijn moeder.

'Ja, dat moet, als je in het kamp hebt gezeten weet je wat honger is, dan heb je het schrokken voorgoed afgeleerd.'

Goed kauwen zodat het eten gelijkmatig in je bloed komt - was vóór Koot en Bie al eerder door mijn vader uitgevonden.

Mijn vader hing het communistische geloof aan, daar kwam geen kerk aan te pas.

Terwijl hij in zijn luie stoel 'De Waarheid' las, zat ik aan zijn voeten 'Wij zijn jong en dat is fijn', de jeugdpagina op de achterkant van de krant, uit te spellen. ' fijn is dat en jong zijn Wij' las ik achterstevoren. Nog altijd lees ik de krant van achteren naar voren, zou dat daar zijn oorsprong hebben?

De straat waarin wij woonden werd qua vriendjes en vriendinnetjes naar geloof ingedeeld. Andere scholen, andere verenigingen, verschil moest er zijn.

Toch speelde de Elthetokerk aan het Javaplantsoen in onze buurt een belangrijke rol. Rond de kerk, alsof het daar neutraal terrein was, werd wél met elkaar gespeeld: cowboytje of indiaantje of oorlogje. Achter de stenen kolommen loerde de vijand.

'Pang, pang, liggen, je was dood!'

Werd er getrouwd dan zoemde het door de buurt: 'Een bruidje, een bruidje!'

We holden naar de kerk om de bruid te bewonderen.

Oh, als ik toch ook eens in zo'n mooie jurk...

Maar terugkomend wachtte de koude douche. Mijn moeder stond me woedend op te wachten. Hoe had ik mijn broertje, die ze aan de regenpijp had gebonden, alleen kunnen laten, hij had wel in het touw kunnen stikken!

Gewoon vergeten, kon ik er wat aan doen, iedereen ging 'bruidje kijken'. Een gepaste straf volgde, dat was ik gewend.

Bij mijn pleegouders uit de oorlog had ik geleerd wat geloven was. Er werd gebeden voor het eten en ze gingen nu en dan, het lag er aan wie er predikte, naar de Elthetokerk.

Na lang zeuren mocht ik een keer mee. Onder de indruk luisterde ik naar de dominee, al begreep ik niets van wat hij vertelde. Bij de samenzang verbaasde ik me dat de kerkgangers maar zo'n beetje achter het orgel aan zongen.

Het duurde en duurde; natuurlijk moest ik weer plassen en ik zat ongemakkelijk te wiebelen. Mijn pleegmoeder drukte me een pepermuntje in de hand terwijl tegelijkertijd een stok met daaraan een zwarte zak mijn kant op kwam zweven, o ja, daarvoor had ik een dubbeltje gekregen.

Met kloppend hart stopte ik het geldstuk in de zak en het pepermuntje in mijn mond. Ik ontdekte de fatale fout toen ik de metalige smaak op mijn tong proefde.

Deftige mannen in zwarte pakken verzamelden de zakken en verdwenen in een andere ruimte.

O God, nu zouden ze het pepermuntje vinden en ze zouden maar hoeven rond te kijken om te weten te komen wie de schuldige was, want ik was knalrood en het zweet stond op mijn voorhoofd. Als God echt bestond zou ik zwaar worden gestraft, dat wist ik wel zeker. Het dubbeltje liet ik stiekem in mijn jaszak glijden.


Op een van de stenen kolommen voor de kerk


Anneke Koehof ©
5 juni 2015














Enkele fragmenten uit het juryrapport van 5 juni 2015.

Het thema van deze editie was Geloven in Oost. Het was deze keer niet zozeer de hoeveelheid inzendingen waardoor de jury verrast was – zo’n 15 waaronder gedichten en monologen -, maar de kwaliteit. Er zaten veel bekende namen tussen en de jury kwam dan ook tot de conclusie dat iedereen die vaker inzond als schrijver is gegroeid. Opvallend was dat verhalen compact waren: geen woord teveel en met afrondende pointes.

...Het thema  gaf aanleiding tot heldere, eigenzinnige gedachten. Verwoord binnen prachtige situaties. Soms kunnen inzendingen nog wel eens ‘what you read is what you get’ zijn, met andere woorden: in één laag. De verhalen dit keer getuigen juist van een grote gelaagdheid. Een gebeurtenis wordt een betekenisvol verhaal, een herinnering blijkt te staan voor iets groters. En daar zijn we altijd naar op zoek: het grote in het kleine...

...Zo zou ik nog door kunnen gaan, maar we moeten helaas naar de einduitslag. Ten eerste willen we Anneke Koehof complimenteren met een eervolle vermelding. Twee prachtige miniatuurtjes, twee herinneringen, met grote impact. Vooral je verhaal in de stijl van Nescio maakte grote indruk.

 






woensdag 3 juni 2015

SOLLICITEREN BIJ 'DE BAZEL'


We gingen voor ons jaarlijkse uitstapje met de schrijfgroep naar het Stadsarchief Amsterdam in de Vijzelstraat.
Ik schreef daarop deze herinnering aan het gebouw  (non fictie)
... en daarna poffertjes eten

Solliciteren bij De Bazel

Tegen de tijd dat wij eindexamen moesten doen kregen we op school een brief van De Nederlandsche Handel Maatschappij, met het verzoek om na het behalen van ons diploma bij hen te komen werken. Ons werd een gouden toekomst voorspeld.

Veel liever zou ik hebben doorgeleerd, maar in ons gezin was dat uitgesloten, het werd wel eens tijd dat ik wat bijdroeg, het leven was al duur genoeg en zeker voor een meisje was doorstuderen onzin, ik zou toch wel gaan trouwen, wat had je dan aan al die geleerdheid?

Dus ging ik solliciteren bij dit deftige bedrijf, dat in een somber gebouw, ontworpen door architect Karel De Bazel, in de Vijzelstraat zetelde. Als eerste kreeg ik een rondleiding.

Wat me al meteen opviel waren de grote afdelingen met ontelbare typistes, telefonistes, telexistes en weet ik wie allemaal meer, maar waar waren de mannen? Die zaten in andere zalen aan kleine speelgoedmachientjes te draaien, het was een geratel vanjewelste, dat waren rekenmachines werd me verteld. Als klapstuk mocht ik onderin de kelder de deuren van de kluizen zien, ik was zeer onder de indruk en overdonderd. De nodige opleidingen om hogerop te komen werden intern geregeld, mijn bedje voor de toekomst leek gespreid. Ik moest formulieren invullen en kreeg na enige tijd bericht dat ik was aangenomen.

Mijn vader was er niet blij mee, hij kende zijn klassieken en wees mij op de rol van de NHM in Indonesië, waar de bevolking belasting in natura moest betalen in de vorm van koffie, suiker en thee, volgens mijn vader pure uitbuiting van het Indonesische volk.

Zelf was ik al enkele malen langs het gebouw gefietst en het vooruitzicht om daar achter die getraliede ramen te moeten werken trok mij steeds minder aan.

Als echt Montessori-meisje was ik nogal op mijn vrijheid gesteld en om onderdeel te worden van een grote groep dames achter een typemachine, onder leiding van een ongetwijfeld strenge cheffin, leek me niet echt om vrolijk van te worden.

'Weet je waar je eens moet solliciteren? Bij VRG-Papier op de Hoogte Kadijk, dat lijkt me meer iets voor jou', zei mijn vader.

Hoe hij daar nu zo ineens op kwam wist ik niet, maar de volgende dag al meldde ik me bij de portier van de papiergroothandel en werd ontvangen door de personeelschef, die de afdeling reclame belde, want daar had de secretaresse wegens haar aanstaand huwelijk haar baan opgezegd.

Mijn Montessori-opleiding werkte in mijn voordeel en ik werd meteen aangenomen.

Wat mijn vader toen niet wist werd mij later duidelijk bij een reclamecampagne: het imago van VRG moest worden opgevijzeld, want de directie had in de Tweede Wereldoorlog een niet zo frisse rol gespeeld. Als hij dat had geweten had ik er nooit mogen werken!

Voor mij bleek het echter een gelukkige keuze, nooit heb ik een leukere baan gehad. Er heerste een artistieke sfeer, we hadden een grote, zonnige werkkamer met openslaande ramen aan de straatkant. Tegenover het gebouw woonden nog de echte 'Kadijkers', te vergelijken met de bewoners uit De Jordaan, dus altijd reuring. Ik heb er veel geleerd, veel gelachen en hard gewerkt in zelfstandigheid en vrijheid.

Hoe zou een meisje dat altijd zong, danste en toneel speelde ooit hebben kunnen aarden in het sombere getraliede gebouw dat nu, prachtig verbouwd, ons Stadsarchief herbergt?



Anneke Koehof ©

3 juni 2015

Typekamer Ned. Handelmij.
 Het vooruitzicht om daar te moeten werken trok mij steeds minder aan



















woensdag 6 mei 2015

ONZE BOOM

 

 

 

Onze boom

O, wat houden we van onze boom. Wij leven al jaren in de luwte van onze geliefde Iep en spreken haar aan als vrouw.

Elke dag weer genieten wij bij het wakker worden van haar majestueuze verschijning en ieder seizoen verrast zij ons opnieuw met haar uiterlijk vertoon.

In het voorjaar hopen we dat Iep haar knoppen laat zien, zwarte propjes die zich plotseling, bij de eerste warme lentedag, wulps ontpoppen tot lichtgroene trosvormige bloesem, zo teder en rijk dat we er ademloos en sprakeloos van zijn.

'Ha,' lijkt Iep te zeggen, 'daar kijken jullie van op, hè?'
Ja, we kijken ieder jaar weer in bewondering op naar onze bloeiende lentebruid!

Tussen haar takken is het nu een drukte van belang. Het ritselt, het tjirpt en het sjirpt, het koert, het schettert en tettert, het krast en het kleppert. Duiven, mezen, kraaiachtigen en halsbandparkieten maken zich op voor de liefde en dat alles speelt zich als een doorlopende natuurfilm vlak voor ons raam af, we worden er zelf ook verliefd en vrolijk van!

En dan ineens laat onze boom, net als alle andere bomen langs de gracht, haar bruidskleed vallen en bedekt alles met een laag bloesemsneeuw, die zich, gejaagd door de wind, huppelend en dansend een weg zoekt, zelfs ons huis binnen dringt en daar verschrompelt tot zielig bruine frutsels. De bruid is verkocht.
 
In de zomer biedt onze lieve vriendin verkoeling tegen de meedogenloze zon. Met haar elegant waaierende bladertakken stuurt ze een verkwikkende bries onze geopende ramen binnen. Ze streelt onze wangen en plaagt ons als we de krant lezen.
 
Vermoeide toeristen rusten, een broodje etend, tegen haar dikke stam, bootjes dobberen aan haar voet en meeuwen scheren over het water om geen kruimeltje te missenAls de schemer invalt verlaten de vleermuizen hun schuilplaatsen tussen de spouwmuren en scheren rond de kruin van de boom om insecten te vangen.
 
Helaas, de zomer gaat voorbij en in september verschijnt het eerste gele blad, al gauw gevolgd door meer, naarmate de maanden vorderen overgaand in rood, totdat de boom ze in een heftige herfststorm als een furie moet laten gaan, waardoor onze gracht koper kleurt.

Dan is onze Iep ineens een mopperpot. Ze slaat haar kale takken venijnig tegen de vensters en laat de daken kraken.'Jullie zitten maar lekker binnen, laat mij al het werk maar doen,' zegt ze.
Wij drinken een glas rode wijn en proosten op onze boom. Wij tellen hoeveel maanden het nog duurt voordat de 'r ' weer uit de maand is en we verlangen alweer naar het voorjaar, al moet de winter nog komen.


Met wit berijpte of besneeuwde takken staat ze ongenaakbaar te pronken als was ze de Sneeuwkoningin uit het sprookje van Andersen.
Aan de reiger, ineengedoken, kop tussen de rafelige veren, is al dat moois niet besteed, die zit chagrijnig te dommelen op zijn vaste plek en komt alleen met een haast menselijke kreet tot leven, als hij wordt gevoerd door de overbuurvrouw.  

Wanneer het glad is en de voorbijgangers op de brug onderuit gaan, kraken haar takken onder de last van de dikke ijzellaag. Haar getik tegen onze ramen klinkt helder als kristal.
 
 

 
Maar dan is het toch echt weer voorjaar, Iep's knoppen staan op barsten en precies op de dag dat onze boom zich weer als lentebruid wil tonen valt het vonnis...

Ze is niet ziek, ze staat werkzaamheden in de weg en onder het motto 'noodkap' moet onze mooie, lieve, trouwe boom het veld ruimen...



Anneke Koehof © april 2015






woensdag 4 maart 2015

NOG ZONDER TITEL

        
 Voor dit fictieve verhaal kreeg ik van de     Schrijfgroep twee verplichte zinnen als opdracht
   
    'Ze had het toilettafeltje bij het raam gezet'  en
    'Mannen, hè?  Een stuk of vijf?'
  Ondanks dat het verhaal fictief is heb ik wel foto's van
  onze eigen honden gebruikt.      








                                                 
Nog zonder titel
Ze had het toilettafeltje bij het raam gezet, zodat ze over de zee kon uitkijken. Dit is de ideale plek om te schrijven vond ze, terwijl ze de vensters opende. Zorgvuldig zette ze het oude vaasje met potloden en ballpoints aan de rechterkant en daarnaast, in het midden, haar laptop Haar vingers beroerden de foto van haar dochters met de honden.
'Mam, je maakt altijd alleen maar foto's van de honden,' zei de jongste eens.
'Welnee, ik maak vaak genoeg foto's van jullie.'
'Ja, maar mét de honden.'
Misschien was dat wel zo dacht ze met een glimlach, we waren nu eenmaal dol op honden, altijd geweest, ze maakten deel uit van het gezin. De foto kreeg een plaatsje linksboven en rechtsboven die leuke strandfoto van de kleinkinderen, allemaal jongens, ooit genomen op dezelfde plek waarop ze nu uitkeek.
Ieder jaar huurden ze in dit gezellige familiehotel aan de Normandische kust een paar kamers. De oude eigenaren zagen de meisjes opgroeien en later weer hun zonen.
Wat een verschil was dat, een meisjes of jongensgezin. Haar dochters speelden met Barbies, kibbelden en gingen naar ballet of paardrijden, terwijl hun zonen, haar kleinkinderen, altijd stoeiden, de trappen af denderden, elkaar met rode koppen te lijf gingen of met maaiende armen en benen iets lieten sneuvelen. Ze waren lief, maar zo verschrikkelijk aanwezig. Nu ze bijna volwassen waren, de jongste was alweer zeventien, leek het of ze elkaar nog steeds moesten beconcurreren...
Alhoewel het hotel was gemoderniseerd, er was zelfs Wifi, had het gelukkig nog z'n oude charme met de openslaande ramen en bakken vol geraniums. De vitrage bewoog zachtjes in het kalme briesje dat haar wangen streelde, de meegevoerde zilte geur prikkelde haar neusgaten. Met gesloten ogen snoof ze de zeelucht zo diep mogelijk in.
Een mooie scène voor mijn verhaal, dacht ze.
Nu het eb was en de zee eindeloos ver, klonken de kinderstemmen, het geblaf van honden en de roep van de ijsverkoper ijl en zacht.
In de lucht hing een blauw-witte vlieger en in de verte, uit de zilver oplichtende golven, klonk het monotone gedreun van een ferry.
'Tjoeke- tjoeke, boem-boem,' deed haar oudste dochter het geluid vroeger na en zo bleef deze uitdrukking een van de gekoesterde tradities in de familie, net als het jaarlijkse weekje naar Normandië.
Haar dochters en hun gezinnen verbleven in een hotel in een plaats verderop, veel mondainer en uiteraard met binnen én buitenzwembad.
'Mam, kom ook, het is hier veel luxer en er is een lift!'
'Nee, nee, laat mij nu maar, dit is me vertrouwd en bovendien hoop ik in alle rust mijn verhaal voor de schrijfclub te kunnen schrijven.'
Ze zag de licht geïrriteerde blik die haar dochters wisselden, mama met haar verhaaltjes, maar ze meende het, ze had nog niet eens een titel. Met die druktemakers om zich heen zou dat zeker niet lukken.
Ze opende net haar laptop toen de hoteltelefoon ging.
'Allôh?'
'Bonjour Madame, il y a quelques hommes pour vous au comptoir.'
'Pardon?' Ze moest nog even wennen aan de rappe Franse taal.
De receptioniste herhaalde haar mededeling.
'Les hommes que vous dites. Il y en a cinq?' vroeg ze.
'Oui madame!'
'Ils peuvent venir.'
Ze hoorde ze luidruchtig de trap op stormen, de deur vloog open en daar struikelden haar vijf kleinzonen binnen als één brok gezondheid en energie.
'Oma ga je mee, we gaan moules frites eten bij dat leuke tentje, je weet wel'.
Zuchtend sloot ze de laptop, van dat verhaal zou vandaag vast niets meer komen.
Anneke Koehof ©