maandag 24 augustus 2020

LIJN 10

 


  


  Dit verhaal schreef ik al eerder voor 'Schrijvers uit Oost',  maar dan in  de 3e persoon. Nu vind ik dat ik het wel kan opschrijven zoals het in werkelijkheid gebeurde, al noem ik liever niet de namen.






Lijn 10

Buiten adem spring ik in de overvolle tram. Mijn veel te zware schooltas snijdt in mijn handen. Nu mijn abonnement zien te vinden, gelukkig, tussen dropjes, een oude boterham en kleverige stukjes papier vis ik hem op.

De chagrijnige conducteur kijkt over zijn halve brilletje, trekt aan het belkoord boven zijn hoofd en knikt. Met een schok zet de tram zich in beweging. Jammer, nergens een zitplaats te bekennen, ik zie ook geen bekenden. Schichtig kijk ik om me heen, als die engerd er nu maar niet is. Jezus ja hoor, daar staat ie, het zweet breekt mij uit.

'Als u een beetje doorloopt kunnen de volgenden er ook nog in,' roept de conducteur. Ik word mee opgestuwd. Die vuilak zorgt wel dat hij op zijn plaats blijft staan, zo moet ik wel in zijn buurt komen. Ik zou veel liever met de fiets naar school gaan, maar mijn moeder vindt het te gevaarlijk voor een 13-jarige.

'Je moet dwars door de stad heen. Er gebeuren zoveel ongelukken, ga nu maar met de tram, dat is veel veiliger.'

Ja, ja, wat je veilig noemt... Wie rekent er nou op dat zo’n kerel het op mij heeft voorzien? De eerste keer dat het gebeurde sprak ik met een hoofd als een tomaat een oudere mevrouw aan. 'Mevrouw, mag ik bij u staan, ik word lastiggevallen door die man daar.'

'Welke man?' 'Nou, die daar,' wijs ik, maar het lijkt wel of hij is opgelost.

'Ik bemoei me er niet mee,' zegt de vrouw terwijl ze me van top tot teen opneemt.

'Je zal het er zelf wel naar gemaakt hebben. Trouwens, ik moet er hier uit.'

Ik begin bijna aan mezelf te twijfelen, is dit nu wel echt gebeurd, was het niet per ongeluk of zelfs verbeelding? Maar het gebeurde nog een keer. En weer.

Daar heb je hem. Hij schuifelt ruggelings naar me toe. Ik krimp in elkaar en probeer me zo klein mogelijk te maken, maar hij doet het toch en altijd op dezelfde manier, half naast me, zijn hand door het handvat van zijn aktetas en niemand die het ziet in de overvolle tram. Ik wil het wel uitgillen, maar durf niet.

Ik moet eruit denk ik en bij de volgende halte wurm ik me met geweld door de opeengepakte massa naar buiten.

Ik moet het hele eind naar school verder lopen en kom voor de zoveelste keer te laat.

Dit is al de derde keer deze week, wat heb je nu weer voor smoes?' vraagt de conciërge.

'Verslapen'. 'Alweer? Ik zal het moeten doorgeven aan de directrice, hier is een briefje, ga maar gauw naar je lokaal.'

'Wat was je weer laat, kon je je bed niet uitkomen?' vraagt mijn schoolvriendin in de pauze. Ik ken haar van de lagere school, we zaten bij juf H in de klas, net als twee andere meisjes, vaak hebben we dezelfde tram. Ik kan wel janken, zal ik het zeggen?

'Ik moet je iets vertellen, maar het is een geheim, ik wil niet dat iemand het te weten komt.'

Ze zit met open mond te luisteren. Ze valt me al in de rede als ik nog niet half ben uitgepraat.

'Je bedoelt toch niet die vent met die bril en die bruine aktetas?'

'Ja, die, ken je hem dan?'

'Ken je hem dan, ken je hem dan? Dat flikt hij ook bij mij en bij de anderen'.

'Echt waar? Wat moeten we doen, ik durf het thuis niet eens te vertellen.'

'Nee, ik ook niet. Mijn moeder maakt overal zo’n drama van, dan weet de hele school het.'

De anderen worden erbij gehaald. Alle vier hebben we hetzelfde meegemaakt. Die vent rekent er gewoon op dat we niets durven te zeggen, wie weet hoeveel meisjes hij op die manier te pakken neemt, de smeerlap.

'We gaan naar juf H, met haar kan je alles bespreken, zij is te vertrouwen,' zegt mijn vriendin.

Na schooltijd gaan we direct op weg en gelukkig treffen we juf H nog. We vertellen ons verhaal en niet één keer trekt ze onze woorden in twijfel, ze weet gewoon dat het waar is.

'Dit is iets voor de politie, kom op meiden.'. We gaan naar bureau Linnaeusstraat en doen daar ons verhaal.

Dat heeft nog een staartje. In de herfstvakantie stopt er een grote chique auto voor de deur, recherche. Mijn moeder is gelukkig net naar de markt en mijn broers kijken mij met open mond na. Een voor een worden we van huis gehaald en naar het Hoofdbureau van Politie gebracht. We moeten apart van elkaar ons verhaal doen en nog erger, we worden met de man geconfronteerd. Hij ontkent alles en wordt, waar wij bij zitten, hard aangepakt.

Later blijkt dat hij in de tram op heterdaad werd betrapt en daarna gearresteerd.

'Weet je wel zeker dat dit allemaal gebeurd is,' vraagt mijn moeder uren later. 'Je moet je wel realiseren dat die man nu is opgepakt en dat zijn hele gezin doodongelukkig wordt. Dat heb jij dan allemaal op je geweten. Waarom heb je het me trouwens nooit eerder verteld?'

'Ik weet het niet, ik durfde het niet te zeggen, omdat ik bang was dat u het toch weer niet zou geloven,'. Ik ben behoorlijk ontdaan door de reactie van mijn moeder.

'Ja, en ik vind het maar een raar verhaal, echt weer iets voor jou, ik wil er geen woord meer meer over horen. Het eten is klaar, aan tafel.'


Anneke Koehof ©  juli 2020


dinsdag 11 augustus 2020

DANSEN IS GELUK


 


  foto van het Clubhuis van OVV 'Flevo' , Zeeburgerdijk, uit 1953. Beeldbank Amsterdam met speciale    schriftelijke toestemming van DPG Media


Dansen is Geluk

Altijd als ik er binnenkwam klopte mijn hart verwachtingsvol, veroorzaakt door een prettige spanning. Dit voelde als mijn eigenlijke huis, als thuiskomen in een warme omgeving, heel anders dan ik gewend was.

Er hing die speciale geur van een houten gebouw, vermengd met het aroma van koffie uit de keuken. “Welkom” leek het gebouw te zeggen.

Wat was ik gegriefd toen iemand het onlangs een 'boerenschuur' noemde. Iemand die, later een bekend danspedagoge geworden, hier ook haar eerste danspassen zette en er, net als ik, haar eerste echte pianoklanken hoorde. Ik voelde me persoonlijk beledigd, misschien niet eens terecht, want het gebouw zag er zeker aan de buitenkant wel zo uit, ook al door de kleur waarin het was geschilderd, een soort Zaans groen. Het werd neergezet met onovertroffen na-oorlogse ijver door clubleden van Buurtvereniging Flevo, opgericht op 1 juli 1945, op een eigen stuk grond aan de Zeeburgerdijk. Ik mocht bij de opening in 1952 meedoen in een boerendansje, klap links, klap rechts, handjes in je zij, draai om je eigen as en haak in bij je partner, kleine boertjes en boerinnetjes, waarbij de meisjes met hun wijsvingertjes tegen de kin van de jongetjes tikten die dan hun hoofd verlegen de andere kant op draaiden. Al zo lang geleden en ik weet het nog precies, hoor nog de melodie, herinner me elke stap en iedere beweging. Mijn eerste echte dans!

In het Flevogebouw kwamen voor ons sprookjes tot leven: Sneeuwwitje, Lentebloemen, De Sneeuwkoningin, De Pruik van de Koning, Asspoester, Roodkapje, De gelaarsde kat... De Kinderoperetteclub zorgde ieder jaar voor een voorstelling in het Bavohuis met zang en toneel, onder de bezielende leiding van het echtpaar de Groot. En niet alleen werd er gespeeld en gezongen, er werd ook gedanst en hoe. Elegante menuetten aan het hof, kabouter- en konijnendansjes in het bos, elfen en feeën, wilde zigeunerdansen, ingetogen Arabische dansen, mazurka's, rijdansen, alles kwam aan bod, vol passie ingestudeerd door mevrouw Swager en op de piano begeleid door meneer de Groot, die, behalve dat hij een zware kantoorbaan had, ook nog eens een begenadigd pianist was. Soms viel hij knikkebollend in slaap en dan riep mevrouw Swager, een zeer erudiete dame: “Janneman, wakker worden.” Janneman schrok wakker, zette weer in en wij lachten.

Door de balletlessen in het Flevogebouw ging een nieuwe wereld voor mij open, de wereld van de dans, daarin kon ik mij helemaal verliezen. Als ik muziek hoorde wilde ik maar één ding en dat was dansen, mijn voeten gingen als vanzelf, mijn lichaam deed mee, ik was me totaal niet meer bewust van mijn omgeving en raakte bijna in een roes. Na de lessen speelde mijnheer de Groot vaak speciaal voor mij de mooiste melodieën. Ik danste en was volmaakt gelukkig.

De balletoefeningen onder leiding van mevrouw Swager leerden mij mijn lichaam onder controle te krijgen. Ik mocht 'voordansen', maar mijn moeder vond het niet goed, er kwam niets van in. Voor mij dus geen danscarrière. Later heb ik me toch verder weten te bekwamen, al werd het niet het dansleven zoals ik het me had voorgesteld. Dat ik mevrouw Swager mocht opvolgen vond ik een hele eer totdat een ernstige oogziekte ook hieraan een eind maakte.

De warmte en liefde voor muziek en dans die ik in dit gebouw leerde kennen zal ik echter nooit vergeten. Mijn partner Rob schreef voor mij dit gedicht, een ode aan het gebouw op de Zeeburgerdijk, een ode aan het pianospel van mijnheer de Groot, een ode aan de dans, ik had het zelf niet mooier kunnen verwoorden...


Anneke Koehof 6 juli 2020 ©


De gelaarsde Kat met Mieneke Pauwiel en Tineke Wijtman 











Balletles in het Flevogebouw. Ik nam de lessen over van mevr. Swager.









Voor de balletles. Foto van Flevo.











Die prachtige klanken

o melancholie

een wals als in wolken

je weet nog hoe die

weerklonken in liefde

voor dans en muziek

zo jong al begeesterd

ook zonder publiek


Een kind's inspiratie

de galm van 't lokaal

het lijkt nu vervlogen

maar is duizend maal

geëerd en geprezen

deels vreugde en spijt

een lieflijk fragment

uit een andere tijd.


RS