maandag 24 april 2017

SCHERVEN












Scherven
Het was een zonnige, hete zomerdag in juli1914, toen Francis en Cecile trouwden.
Francis, afkomstig uit een hoger gelegen dorp, werkte sinds kort in de hoefsmederij van zijn oom Jules. Ze konden de kleine bovenwoning boven de smederij huren. Een tafel en vier stoelen, een bed en een kast, veel meer hadden ze niet, maar ze waren verliefd en gelukkig dus wie maalde er om spullen?
Cecile was het mooiste meisje uit het dorp met haar blonde haar en opvallend donkere ogen. Haar ouders hadden een boerenbedrijf, een eindje buiten een dorp in les Hautes Alpes en iedere morgen spande ze het kleine paard Mignon voor de wagen om de verse schuimende melk, warm van de koe, nog vóór de ochtendkoffie rond te brengen. Ze hoefde het kittige paardje nauwelijks te mennen, het kende de weg. Eten was er genoeg, maar verder waren ze tamelijk arm, de hoop van haar ouders was gevestigd op een schoonzoon die hun dochter een goede toekomst zou kunnen bieden. Maar Cecile had geen haast al had ze genoeg aanbidders, zoals Achille, de geleerde zoon van de notaris.
'Veel te sloom,' zei ze, 'Wat heb ik aan een vent die de hele dag met zijn neus in de boeken zit! Bovendien, hij heeft pukkels.'
En de zoon van de paardenslager, Gustave.
'Mais non, altijd die bloederige handen en ik moet er niet aan denken dat hij daarmee ooit mijn Mignon zou slachten.'
Octave dan, de zoon van de doodgraver? Nooit zonder werk.
'Maar hij stinkt altijd zo naar mottenballen, je ruikt hem al van verre en iedere keer als hij mij streelt zou ik denken aan...'
Ernest, de zoon van de dokter.
'Een aardige jongen, maar je denkt toch niet dat hij mag trouwen met de dochter van een arme boer?'
Victor, de zoon van de barbier, is dat geen goede partij?
'Met zijn meidenmaniertjes en zijn pommadekapsel? Jamais!'
Ze maakte een wegwerpgebaar.
Ook was er Albert, de zoon van de zadelmaker, wiens moeder 'erbij' naaide.
Cecile had een mooie lichtblauwe lap stof gekregen om een nieuwe jurk van te laten maken voor Le Quatorze Juillet, ze moest alleen nog een keertje komen passen. Toen ze iets vroeger dan afgesproken bij de zadelmakerij aanklopte, kwam Albert aan de deur, zijn vader was naar een klant om een zadel weg te brengen en mama was nog boven, maar ze kon wel alvast passen, zei hij, de jurk hing al klaar. Ze stond net in haar katoenen onderjurk in de paskamer, die niet meer was dan een oude spiegel in een door een juten lap afgescheiden hoek, toen hij plotseling achter haar opdook. Hij sloeg zijn armen stevig om haar middel en drukte haar tegen zich aan.
'Ma cherie, ma cherie,” stamelde hij. 'Tu es vraiment belle, je t'embrasse.'
'Laisse moi, laisse moi!' schreeuwde ze.
Ze probeerde los te komen, maar zijn greep werd vaster en ze voelde de opwinding in zijn kruis. Met zijn rechterarm hield hij haar in zijn greep en met zijn linkerhand betastte hij haar borsten, in de door verwering aangetaste spiegel zag ze als een golvende legpuzzel zijn domme kop met de uitpuilende ogen en zijn half open kwijlerige mond. Met alle kracht die in haar was trapte ze met haar hak op zijn voet. Schreeuwend van pijn sprong hij achteruit.
'Merde, merde, putain!'
'Quoi?' Haar ogen, toch al donker afstekend tegen het lichte haar, werden blauwzwart als de kooltjes voor het fornuis. Ze gaf hem een klap in zijn gezicht, haar hand tekende vuurrood af op zijn linkerwang. Hij hief zijn arm omhoog en op dat moment kwam een onbekende man binnen. Hij greep de jongen in zijn nek, gaf hem een flinke dreun en zette hem met een trap tegen zijn achterste buiten de deur. 'Voilà.'
Cecile verstopte zich gedeeltelijk achter het juten gordijn, de ruwe stof prikte tegen haar schouders. Wie was dit? Hij kwam niet uit het dorp. Wat een knappe man, al was hij niet bepaald modieus gekleed in zijn wijde werkmanshemd en zijn door brede bretels opgehouden manchester broek. Om zijn hals droeg hij een zweetdoek en aan zijn voeten vetleren laarzen. Zijn haar was donker en ze zag dat zijn ogen een groenige kleur hadden.
'Je m'appelle Francis le Roi, enchanté.'
Hij nam een denkbeeldige hoed af en maakte een zwierige buiging die zijn achternaam eer aan deed, daarbij raapte hij in één moeite zijn leren voorschoot op, de eigenlijke reden van zijn komst. Ze schoot in de lach en wilde bijna een reverence maken.
Kan het dat twee mensen in één klap verliefd worden? Dat kan, want dat was wat er gebeurde. Ze keken elkaar aan, ze konden hun ogen niet losmaken, ze konden geen woord uitbrengen en Cecile liet zonder het te merken het gordijn los.
Zo troffen de zadelmaker en zijn vrouw het stel aan. Albert, woedend over zijn vernedering, vertelde een leugen om zijn eigen hachje te redden. Ze had hem willen verleiden, la putain, maar hij was er niet op ingegaan. Toen die vent binnenkwam schaamde ze zich niet om half ontkleed voor hem te paraderen, die twee kenden elkaar langer, dat was zeker.
Het verhaal ging als lopend vuur door het dorp, haar vader sloeg haar en haar moeder huilde dat ze de schande nooit zou overleven. Er moest worden getrouwd en snel ook en zo gebeurde het dat op die warme dag de lange tafel buiten werd gedekt, dat er gegeten werd en vooral gedronken, dat er muziek klonk en gedanst werd. Voor zo'n forse man was hij behoorlijk lichtvoetig, hij zwierde haar in het rond, haar klaterende lach klonk over de weiden door het dal en haar nieuwe blauwe jurk, toch van de vrouw van de zadelmaker, de rode afdruk op de wang van haar zoon had haar zo haar eigen gedachten gegeven, de jurk zwierde mee.
Van haar schoonouders kregen ze een deken van gemzenvacht voor de koude nachten, van haar ouders drie lakens en vier slopen met randen van broderie en van de buren wat bestek en potten en pannen, niet nieuw, maar nog goed bruikbaar. Het mooiste geschenk kreeg ze van haar grootmoeder: een hooikist met daarin, veilig tussen het hooi, het oude boerenservies, nog helemaal compleet en gaaf. Twaalf borden voor de warme maaltijd, twaalf kommen voor de koffie, daar werden natuurlijk ondeugende grappen over gemaakt, over vruchtbaarheid en een groot gezin, een kan voor de wijn en een echte botervloot met deksel, zoals bij deftige mensen! De kleur van het servies was steenrood en er stonden motieven op uit de flora en fauna van Les Hautes Alpes. Het had bij Grandmère altijd in de mooie kast gestaan en kwam alleen op hoogtijdagen tevoorschijn.
Cecile omhelsde haar grootmoeder met tranen in haar ogen en de kist werd die avond door Francis met de grootste omzichtigheid naar hun huisje gebracht, waardoor niet de bruid maar een hooikist over de drempel werd gedragen, maar dat maakte hij snel goed.
Hij werkte hard in de hoefsmederij van oom Jules, hij hoopte het bedrijf later over te kunnen nemen, oom en tante hadden geen kinderen. Cecile zou voorlopig de melk blijven rondbrengen Als ze thuis was hoorde ze het 'kloing, kloing, kloing' van zijn hamer en voelde haar huid dan bijna net zo gloeien als het ijzer dat hij in het vuur had.
Wanneer ze 's avonds in het houten ledikant onder de warme gemzenvacht lagen en ontelbare sterren zagen flonkeren boven de maanbeschenen bergtoppen met hun glinstering van eeuwige sneeuw, vertelde hij haar telkens weer hoe graag hij haar eer had gered en hoe mooi ze was toen hij haar daar in haar onderjurk zag staan. Ze speelde dan dat ze verlegen was, maar die verlegenheid verdween al gauw als ze zijn handen op haar huid voelde. Hoe konden zulke ruwe handen toch zo teder zijn?
Ze lazen geen kranten en waren teveel vervuld van zich zelf om zich zorgen te maken over wat er in de wereld gebeurde en zo ging de oorlogsdreiging grotendeels aan hen voorbij.

Het was broeierig warm toen Cecile besloot om het servies een plaats te geven op het eikenhouten rek dat Francis speciaal voor dit doel had getimmerd. Hij had het opgehangen op de door haar aangewezen plek naast de deur en nu kon ze de hooikist gebruiken om de avondpap gaar te laten worden. Met alle liefde die in haar was wreef ze het eikenhout tot het glom en stalde het servies uit, de borden tegen de achterkant en de kommen ervoor. Het rek was precies zoals ze het wilde hebben, met drie planken, twee voor het servies en op de onderste plank de kan en de botervloot. Toen het allemaal zorgvuldig afgewassen op zijn plaats stond deed ze een paar stappen achteruit om het resultaat te bewonderen. Op dat moment stormde haar man de houten buitentrap op, riep haar naam en gooide de deur met een klap achter zich dicht, hij wapperde met een grote enveloppe.
Dit was de eerste barst in hun huwelijksgeluk, of eigenlijk lag het als het ware aan diggelen. Door de klap waren de borden gaan glijden en kletterden samen met de kommen op de grond in ontelbare stukjes. Met open monden keken ze ernaar.
Cecile was woedend, wat moest ze tegen Grandmère zeggen, die zou het haar nooit vergeven. Waarom gooide hij ook altijd zo hard met de deur, kijk nu toch eens. Snikkend raapte ze de scherven op en verzamelde ze in een oude doek. Alleen de kan en de botervloot stonden nog op hun plaats als een overblijfsel uit betere tijden.
'Je weet toch dat scherven geluk brengen? Ik zal het voor je lijmen, chérie, heus, dan zie je er niets meer van,' probeerde hij haar op te beuren, maar hij wist dat het een dooddoener was, dit was te erg, bijna net zo erg als de reden waarom hij zo'n haast had, want in de enveloppe zat een oproep om in krijgsdienst te treden, nu Duitsland de oorlog aan Frankrijk had verklaard. Cecile was ontroostbaar, zie je wel, het was een voorteken. Later, toen ze wat gekalmeerd was zei hij, naar de kan en de botervloot wijzend:
'Zolang die kan gevuld is met wijn en de vloot met boter zullen we gelukkig zijn.'
Ze zuchtte diep en deed er het zwijgen toe. Die avond barstte een hevig onweer los, dat de hele nacht aanhield.
Niet alleen Francis werd opgeroepen, maar alle jongemannen uit het dorp en ook de paarden werden gevorderd. Al gauw was er geen jongeman of paard meer over. Tot groot verdriet van Cecile moest ze zelfs haar kleine Mignon afstaan, weer huilde ze hete tranen en de melk moest ze voortaan met een handkar rondbrengen. Francis werd aangesteld als hoef- en wapensmid in Elzas-Lotharingen. De Franse regering hoopte op een overwinning, zodat dit verloren stuk grondgebied weer aan het land kon worden toegevoegd. Vol trots en vaderlandsliefde paradeerde hij voor haar in zijn felrode broek en blauwe overjas met op zijn hoofd de rode kepi en ze moest toegeven dat hij er prachtig uitzag.
De avond voor zijn vertrek pikte hij een witte roos uit de tuin van de buren, die ze boven hun ledikant hing. Zo bedreven zij de zoet geurende liefde, zij wanhopig en hij in triomf.
Hij vertrok naar de Elzas, waar bloedig werd gevochten om het gebied terug te winnen.
De paarden werden ingezet voor het overbrengen van boodschappen en het vervoer van goederen, munitie en voeding. De arme dieren hadden het slecht, velen werden gedood, ook Mignon kwam nooit terug.
De Minister van Oorlog had nieuwe uniformen willen invoeren in meer gedekte kleuren, zoals het Engelse Khaki en het Duitse Feldgrau, maar de Fransen weigerden afstand te doen van hun Gallische kleuren Rood en Blauw. De rode broek afschaffen? Nooit! “Le Pantalon rouge, c'est la France!”
En dan die domme metalen helmen van de Duitsers, daar lachten ze om.
Trots ontvouwden ze het kleurige regimentsvaandel en marcheerden op de maat van het militaire muziekkorps hun dood tegemoet.
Eind december kwam Francis thuis, hij had als smid niet persoonlijk hoeven vechten, al vlogen de granaten hem soms om de oren en viel het niet mee om de doodsbange paarden te beslaan. Men had gedacht aan een korte oorlog die met Kerstmis wel weer voorbij zou zijn maar niets was minder waar, hij kwam slechts met verlof en trof Cecile zwanger en daardoor humeurig aan. Maar er was wijn in de kan en in de vloot was boerenboter die rijkelijk op het grof ronde pain noir werd gesmeerd; ze mochten zich nog gelukkig prijzen, want het dorp had al vele jonge mannen te betreuren.
'Zie je wel dat de scherven geluk hebben gebracht,' zei hij. 'Mij kan niets gebeuren!'
Cecile zweeg met samengeknepen lippen. Bijna iedere dag keek ze naar de scherven in de oude doek, ze kon het nog steeds niet verkroppen. Na een week was zijn verlof om en moest hij naar een ander regiment, de cavalerie bij La Bassée, Cecile in tranen achterlatend. Zonder hem voelde ze zich dood en verdord als de roos boven het bed, die ze met een ruk verwijderde, de bloemblaadjes dwarrelden knisperend op de houten vloer.
Begin mei 1915 werd haar dochter Rose Blanche geboren, alleen zij wist waarom ze zo heette, want het meisje had het donkere haar en de groene ogen van haar vader. Het was een flink kind, de vroedvrouw had haar handen vol aan Cecile. Om het niet uit te schreeuwen van de inspanning en pijn beet ze haar lippen stuk en kreeg ze hallucinaties. Ineens stond Francis naast haar bed. Ze wilde iets tegen hem zeggen, maar ze kon geen woord uitbrengen. Hij prees haar, bette haar gezicht en sprak haar moed in; dat gaf haar nieuwe kracht. Eindelijk werd het kind geboren, maar ze had er nog niet veel aandacht voor.
'Waar is Francis?' vroeg ze aan de vroedvrouw. 'Waarom is hij weggegaan?'
'Francis?' De vroedvrouw begreep...
'Francis is weer naar zijn onderdeel, hij kon maar even blijven,' antwoordde ze, druk doende met het kind.
'Hij vroeg of je goed voor je kindje wilde zorgen, het is een prachtig meisje, kijk.'
Ze legde het in haar armen. Cecile streek over de donkere haartjes en zag de nog wazige, maar onmiskenbaar groene ogen.
'Wat heb je mij pijn gedaan,' fluisterde ze. De vroedvrouw reikte haar een glas aan en vulde het uit de kan.
'Hier, drink wat rode wijn, daar zul je van opknappen!'
Door haar moeders melk en later de voedzame, vette melk van haar grootouders' koeien groeide Rose-Blanche voorspoedig op en voor Cecile begon het wachten. Wat zou hij opkijken van zijn mooie dochtertje.
Op de dag dat zijn dochter werd geboren werd Francis gedood door de scherf van een granaat die zijn mooie hoofd in tweeën kliefde De uiteindelijke vervanging van de opzichtige kepi door een helm kwam voor hem te laat.
Er was zoveel chaos in Frankrijk dat de bode pas maanden later het bericht bracht, maar Cecile was niet eens verrast.
'Ik wist dat het zou gebeuren,' zei ze later. 'Het komt door die scherven, die hebben geen geluk gebracht.' Zuchtend pakte ze de kan en de botervloot in een stuk schapenvacht en legde ze bij de scherven onderin de kast.

------
Het was begin mei 2009 toen in Montauroux, een dorp in de omgeving van Grass, een brocante werd gehouden onder de bomen van het zonovergoten plein.
Een vrouw, zo te zien in de herfst van haar leven, liep tussen de kraampjes door en keek naar het schilderachtige tafereel dat een groep tanige zigeuners met hun drinkende paardjes rond de oude waterplaats voor de Mairie bood. De paarden verspreidden een sterke geur, ze waren bezweet, maar moesten toch verder. Ze deed wat kaarten in een brievenbus en genoot van de gezellige drukte. Een klein meisje klemde zielsgelukkig wat kinderboekjes onder haar arm, een jonge moeder wilde haar peuter een paar schoentjes aanpassen, maar het kind protesteerde luidkeels en met trappelende beentjes, waarbij het zo paars aanliep, dat de moeder het opgaf.
Plotseling zag de vrouw een steenrode kan met bijpassende botervloot staan.
Wie weet hoe de kan en de botervloot daar terecht zijn gekomen? Het is een feit dat Rose Blanche na de 2e Wereldoorlog met haar gezin naar die omgeving is verhuisd en daar op hoge leeftijd is overleden.
Daar wist de vrouw, kennelijk een buitenlandse, niets van. Ze vroeg naar de prijs, liep weg en kwam even later terug met haar grijsharige partner. Ze overlegden maar hij schudde zijn hoofd, ze maakte een verontschuldigend gebaar naar de verkoopster, keek nog eens spijtig om en liep achter hem aan het plein over.
Een uur later kwamen ze terug, alleen de kan stond er nog, de botervloot was, tot teleurstelling van de vrouw, al verkocht.
Ze kochten de kan, maar zonder botervloot zou het stel toch nooit helemaal compleet zijn...

Anneke Koehof © juli 2009










*) bronnen: Wikipedia, De Vrije Encyclopedie/Forum Eerste Wereldoorlog