woensdag 6 mei 2015

ONZE BOOM

 

 

 

Onze boom

O, wat houden we van onze boom. Wij leven al jaren in de luwte van onze geliefde Iep en spreken haar aan als vrouw.

Elke dag weer genieten wij bij het wakker worden van haar majestueuze verschijning en ieder seizoen verrast zij ons opnieuw met haar uiterlijk vertoon.

In het voorjaar hopen we dat Iep haar knoppen laat zien, zwarte propjes die zich plotseling, bij de eerste warme lentedag, wulps ontpoppen tot lichtgroene trosvormige bloesem, zo teder en rijk dat we er ademloos en sprakeloos van zijn.

'Ha,' lijkt Iep te zeggen, 'daar kijken jullie van op, hè?'
Ja, we kijken ieder jaar weer in bewondering op naar onze bloeiende lentebruid!

Tussen haar takken is het nu een drukte van belang. Het ritselt, het tjirpt en het sjirpt, het koert, het schettert en tettert, het krast en het kleppert. Duiven, mezen, kraaiachtigen en halsbandparkieten maken zich op voor de liefde en dat alles speelt zich als een doorlopende natuurfilm vlak voor ons raam af, we worden er zelf ook verliefd en vrolijk van!

En dan ineens laat onze boom, net als alle andere bomen langs de gracht, haar bruidskleed vallen en bedekt alles met een laag bloesemsneeuw, die zich, gejaagd door de wind, huppelend en dansend een weg zoekt, zelfs ons huis binnen dringt en daar verschrompelt tot zielig bruine frutsels. De bruid is verkocht.
 
In de zomer biedt onze lieve vriendin verkoeling tegen de meedogenloze zon. Met haar elegant waaierende bladertakken stuurt ze een verkwikkende bries onze geopende ramen binnen. Ze streelt onze wangen en plaagt ons als we de krant lezen.
 
Vermoeide toeristen rusten, een broodje etend, tegen haar dikke stam, bootjes dobberen aan haar voet en meeuwen scheren over het water om geen kruimeltje te missenAls de schemer invalt verlaten de vleermuizen hun schuilplaatsen tussen de spouwmuren en scheren rond de kruin van de boom om insecten te vangen.
 
Helaas, de zomer gaat voorbij en in september verschijnt het eerste gele blad, al gauw gevolgd door meer, naarmate de maanden vorderen overgaand in rood, totdat de boom ze in een heftige herfststorm als een furie moet laten gaan, waardoor onze gracht koper kleurt.

Dan is onze Iep ineens een mopperpot. Ze slaat haar kale takken venijnig tegen de vensters en laat de daken kraken.'Jullie zitten maar lekker binnen, laat mij al het werk maar doen,' zegt ze.
Wij drinken een glas rode wijn en proosten op onze boom. Wij tellen hoeveel maanden het nog duurt voordat de 'r ' weer uit de maand is en we verlangen alweer naar het voorjaar, al moet de winter nog komen.


Met wit berijpte of besneeuwde takken staat ze ongenaakbaar te pronken als was ze de Sneeuwkoningin uit het sprookje van Andersen.
Aan de reiger, ineengedoken, kop tussen de rafelige veren, is al dat moois niet besteed, die zit chagrijnig te dommelen op zijn vaste plek en komt alleen met een haast menselijke kreet tot leven, als hij wordt gevoerd door de overbuurvrouw.  

Wanneer het glad is en de voorbijgangers op de brug onderuit gaan, kraken haar takken onder de last van de dikke ijzellaag. Haar getik tegen onze ramen klinkt helder als kristal.
 
 

 
Maar dan is het toch echt weer voorjaar, Iep's knoppen staan op barsten en precies op de dag dat onze boom zich weer als lentebruid wil tonen valt het vonnis...

Ze is niet ziek, ze staat werkzaamheden in de weg en onder het motto 'noodkap' moet onze mooie, lieve, trouwe boom het veld ruimen...



Anneke Koehof © april 2015