zaterdag 4 mei 2013

NELLEKE









Dit verhaal zond ik in naar 'Schrijvers uit Oost', in het kader van de wedstrijd 'Schrijf je straat'.


Ter nagedachtenis aan Nellie,


een meisje uit mijn straat, begin 1945

doodgeschoten door de Grüne Polizei.

Nelleke

'Karel Eén brak zijn been, Karel Twee dronk een kopje thee, Karel Drie... '

Nelleke kaatst de ballen beurtelings tegen de muur, ze heeft ijskoude handen en daardoor is het moeilijk ze op te vangen.

'Hè Nel, ga eens even een poosje naar buiten,' had mamma gemopperd.

Nu de scholen wegens brandstofgebrek gesloten waren, liep het kind haar geregeld voor de voeten.

'Karel Vier, dronk een glaasje bier...'

Ina van de overkant komt erbij staan, maar Nelleke negeert haar.

'Karel Vijf, sloeg zijn wijf...'

'Mag ik meedoen?'

'Nee', antwoordt Nelleke bot.

'Waarom niet?'

'Dat weet je ook wel, daarom niet!'

Teleurgesteld druipt Ina af. Nelleke vindt het best zielig, maar ze mag nu eenmaal niet met Ina spelen.

Wee van de honger en de kou leunt ze tegen de deur van Casper, die nu bij zijn oma woont, omdat zijn moeder is doodgegaan.

'Dat arme mens,' had ze mamma horen zeggen. 'Haar man zit in een werkkamp door die vuile verraders, en zij heeft zich rot gewerkt om haar kostje bij mekaar te scharrelen, logisch dat ze er onderdoor is gegaan bij de bevalling'.

Waar ze precies onderdoor is gegaan begrijpt Nelleke niet, ze weet wel dat het babyzusje van Casper nu bij de melkboer woont. Kon zij daar maar wonen, ze is bijna vergeten hoe echte melk smaakt, wat ze nu krijgt is dun en waterig, net als de aardappelschillensoep uit de gaarkeuken. Ze is broodmager door ondervoeding, haar benen zijn lang en stakerig, net als haar armen, die uit de mouwen van de te krap geworden winterjas tevoorschijn komen.

Gisteren kwam ze op het Javaplantsoen weer die Duitse soldaat tegen, hij kijkt haar altijd heel vriendelijk aan.

'Ach, du schönes blondes Mädchen, ich habe ein Töchterchen wie du'.

Hij hield haar een reep chocolade voor, maar al heeft ze nog zo'n honger, ze mag niets aannemen van een Duitser. Strak keek ze naar de grond, hij moest lachen om haar standvastigheid.

Nelleke zucht, ze had best een stukje chocolade gelust en anders haar zusje Vera wel. Eigenlijk is het haar zusje niet, maar haar buurmeisje. Toevallig speelde Vera die middag bij hen, toen er ineens geschreeuw en gestamp op de trap van de benedenburen klonk. Mamma zat als verstijfd, ze zag spierwit en hield haar vinger tegen haar lippen. Even daarna hoorden ze weer gestommel. Henk, Nelleke's broer, keek naar buiten.

'Ga bij dat raam weg', siste mamma hem toe.

'Ze worden in een vrachtwagen geduwd,' zei hij geschrokken, 'ze gaan vast en zeker naar het Oosten'.

'En Vera dan,’ vroeg Nelleke, 'die kunnen ze toch niet zomaar achterlaten?'

'Vera blijft hier,' bitste haar moeder.

'Van nu af aan is ze jullie zusje en denk erom, jullie houden je mond, niemand mag dit weten, anders komen die rot moffen haar ook nog ophalen'.

In het begin huilde het meisje veel en vroeg naar haar eigen moeder, maar later ging dat over.

Buiten spelen mag ze niet en als er visite komt moet ze naar de zolderkamer. Nelleke kijkt wel uit om het aan iemand te verklappen, want dan zou haar wat boven het hoofd hangen heeft haar moeder gedreigd.

Je kan beter maar niet te veel aan mamma vragen, die is tegenwoordig zo gauw boos. Zoals die keer dat Nelleke dacht dat ze haar vader had gehoord. Hij was al maanden niet thuis geweest, maar op een avond, toen ze niet kon slapen, hoorde ze hem en mamma zacht lachen, ze wist het bijna zeker.

'Is pappa terug?' vroeg ze de volgende ochtend. Ze zag Henk en mamma een snelle blik wisselen.

'Hoe kom je daar nu weer bij', antwoordde haar moeder korzelig, 'je zal het wel gedroomd hebben!' Nelleke had niet verder durven vragen.

Wat zou ze nu eens gaan doen? Haar broer is met zijn vrienden naar de Rietlanden. Ze is daar wel eens geweest met haar moeder om brandstof te zoeken voor het noodkacheltje, maar haar broer wil haar niet mee hebben.

'Veel te gevaarlijk voor meiden, Sperrgebiet, ' benadrukt hij. Ze zoeken naar sintels en stukjes hout, maar dat is verboden. De bewakers zijn heel streng en volgens Henk schieten ze zelfs op kinderen, al kan ze dat bijna niet geloven.

Toch weet Henk er veel van. Hij hangt 's avonds uit het raam en doet opgewonden verslag van de luchtgevechten boven de Diemerzeedijk. Daar staat het afweergeschut om de Duitse schepen te beschermen tegen de aanvallen van Engelse jagers. Voor Henk is oorlog een spannend avontuur, maar Nelleke houdt doodsbang haar oren dicht voor het gillen van de gevechtsvliegtuigen en het gedonder van het geschut. Ze smeekt hem het raam dicht te doen.

Als ze nu eens stiekem tóch naar De Rietlanden ging? Wat zou mamma blij zijn als ze wat kooltjes had. Schichtig kijkt ze naar boven of haar moeder niet voor het raam staat.

Ze holt de hoek om in de richting van de Zeeburgerdijk en dan de brug over naar het abattoir. Getver, wat stinkt het hier toch, haar maag draait om.

Ze is nu bij het rangeerterrein en daar zijn de hijskranen van de havens al. Gek, ze ziet helemaal geen bewaking.

O jee, nu moet ze nog heel nodig ook, ze kan het bijna niet ophouden. Ze kruipt weg achter een goederenwagon en laat haar plas opgelucht lopen. Er holt een groep jongens voorbij, ze herkent haar broer er tussen, gelukkig ziet hij haar niet.

Het begint al te schemeren als ze onder een hijskraan iets ziet glinsteren, kooltjes misschien? Ze kijkt om zich heen, niemand te zien, ze woelt met haar handen door de aarde.

Ineens een schreeuw en het geblaf van een hond. Verschrikt vliegt ze op, ze hoort de knal nog voordat ze achterover valt…




'Ach nein, nicht das Mädchen'.




Anneke Koehof ©

FICTIE