vrijdag 1 juli 2016

GEEN STIJL


Personen zijn niet als genoemd in het verhaal
Dit verhaal heb ik 'Geen stijl' genoemd met een dubbele bedoeling.
De schrijfopdracht was een verhaal te schrijven met diverse
'stijlfouten', zoals Pleonasme, Vooropplaatsing, Repetitio, Tautologie enz.

Het verhaal is in verkorte vorm geplaatst in 
'De Jordaan en de Gouden Reael' van juni 2016.






Geen stijl
Moe van het slenteren over de drukke markt besloot ik een kopje koffie te gaan drinken op mijn favoriete terras. Met moeite was er nog een stoel te vinden, wat wil je op zo'n zonnige dag.

Naast me zat een jonge vrouw, over haar schouder hing een nerveus hondje. Zijn tong bewoog onophoudelijk in en uit zijn bek en hij hijgde duidelijk hoorbaar. Het was een nogal irritant beestje, dat voortdurend haar aandacht vroeg.

‘Kom maar schatje, kom maar bij mammie,’ zei de vrouw en ze trachtte het dier in de daarvoor blijkbaar bestemde tas te wurmen.

‘Hij is bang in gezelschap,’ zei ze tegen niemand in het bijzonder. Dat was goed te zien, zijn bolle ogen puilden zowat uit het kogelronde kopje.

Het gezelschap -bestaande uit een middelbaar echtpaar, een oude dame die ik herkende als een vroeger beroemd actrice, drie hippe jonge meiden en een stuk of wat toeristen- reageerde niet. Ook ik keek weg, ik had geen zin in een conversatie over haar lieveling.

De enige nog overgebleven plaatsen werden nu ingenomen door twee mannen. Ik schatte de oudste rond de zestig. Hij was pafferig dik, had een rood aangelopen gezicht en was ondanks het vroege uur al in “kennelijke staat”. Snauwerig bestelde hij twee glazen bier, geen type om ruzie mee te krijgen. De ander, een veertiger, leek gemoedelijker.

‘Een klerewijf is het, dat zeg ik je, een klerewijf,’ oreerde de dikkerd. Hij zette zijn woorden kracht bij door met zijn platte hand op tafel te slaan.

‘Waarom moest ze bij me weglopen, waarom vraag ik je? Wat heb ik fout gedaan Sjon, wat heb ik in godsnaam fout gedaan?’

John haalde zijn schouders op.

‘Misschien ben je juist te goed voor haar geweest,’ opperde hij.

‘Ja, ja, dat kan je wel zeggen ja, met goud heb ik haar behangen, niets was te veel voor haar, dat wijf heb me kapitalen gekost, ik droeg haar op handen, wat wil je, zo’n mooi wijf, daar doe je alles voor. Welke kerel van mijn leeftijd loopt nog tegen zo’n mooi jong wijf aan?’

‘Was ze soms op je geld uit?’

‘Nou ga je me niet dollen, hè? Ik laat haar niet beledigen, anders kan je hier en nu een hijs voor je harses krijgen.'

‘Nou ja, het was maar een grapje, een gebbetje maak je niet zo druk, man.'

John keek wat gegeneerd om zich heen. De terrasbezoekers, inclusief ik zelf, deden alsof niets van het gesprek hen interesseerde, alleen het hondje, nog nerveuzer geworden door de heftige conversatie, begon nu te piepen en te blaffen.

‘Kan je niet opsodemieteren met dat kutbeest,’ schreeuwde de man, duidelijk op ruzie uit. De vrouw graaide haar spullen bij elkaar, propte de hond in haar tas en maakte dat ze wegkwam.

‘Nee, Sjon, weet je wie er achter zit? Die moeder van der, dat is me een secreet, die doet niks als stoken, al die tijd al. Ik ben niet deftig genoeg voor haar dochter. Wat een kapsones heb dat wijf. Weet je wat ik daar eens mee heb gedaan? Ik heb der een keer met jas en al aan de kapstok gehangen, nou, toen piepte ze niet meer, maar ja, dat vond der dochter natuurlijk niet leuk, dat vond ze geen stijl.'

De man begon steeds roder aan te lopen en het zweet droop van zijn voorhoofd.

Zijn vriend voelde zich nu zichtbaar ongemakkelijk.

‘Kom op, Piet, laten we eens verderop gaan kijken, het is hier veels te heet.'

Hij gooide wat geld op tafel en het tweetal verdween een zijstraat in. De overige bezoekers keken elkaar enigszins opgelucht aan. Ik bestelde nog maar een kopje koffie en sloot mijn ogen voor de schelle zonnestralen.





Anneke Koehof ©