zondag 29 juni 2014

JAVAPLANTSOEN


Deze herinnering schreef ik in de stijl van 'Nescio' (1882 - 1961)
en ik las het voor tijdens een 'Nescio-wandeling' door het Flevopark met onze Schrijfgroep Oost op 2 juli 2014

Op 5 juni 2015 kreeg ik van
'Schrijvers uit Oost' voor deze ode
een 'eervolle vermelding'.
 
 



 
 


Javaplantsoen


Het Javaplantsoen met de Elthetokerk (Poëtische Proza in de stijl van Nescio)
Javaplantsoen, met grasvelden 'verboden te betreden', en ijzeren hekjes, die rode striemen achterlieten als je er te lang op had gezeten. Wat konden wij daar in 't voorjaar heerlijk spelen, zelden verkeer, maar wel ruimte, alle ruimte, en 't gezang van ontwakende kikkers in het Zuiderzeepark, dat maar geen Flevopark wilde heten.
En natuurlijk holden wij toch over 't gras, we zochten klavertjes vier en vlochten madeliefjes, totdat de parkwachter, op zijn hoge fiets met dubbele stang en zijn zwarte hond ernaast, langs kwam.
We waren al gewaarschuwd, 'juut, juut' en als heilige boontjes zaten wij op een bank totdat hij, stijf als een plank 't park inreed en wij weer in 't gras rolden.
En op de achtergrond tegen 't zwerk de vertrouwde Elthetokerk met 't groene torenspitsje en de klok, dan kon je zien hoe laat 't was.

Op zomerse vakantiedagen lagen de stille scholen met warme muren en hoge ramen dromerig na te trillen van opgedreunde geschiedenisflarden en drie maal acht is vierentwintig, kinderstemmen die canons zongen, de juf die in haar handen klapte en de meester met z'n sik, die zijn kinderen in het speelkwartier naar het park liet marcheren, een-twee in de maat, terwijl de andere kinderen knikkerden, tolden, en elkaar jenden, daarna moesten ze nog een poosje leren totdat de bel klonk en ze joelend langs de zware deuren naar buiten renden.
In de warme zomerzon rook de schooldeur zoals alleen die maar ruiken kon. Sluit je ogen en ruik de stroperige geur van een pas gelakte eiken deur.
En op de achtergrond tegen 't zwerk de vertrouwde Elthetokerk met 't groene torenspitsje en de klok, zodat je zag hoe laat het was.

En in de wintermaanden lag er dikwijls sneeuw en 't kindergeschreeuw werd gedempt door een witte deken over de weidse ruimte.
Na schooltijd werden spiegelgladde glijbanen gemaakt, lange slierten sleeën achter elkaar, sneeuw in je kraag en sneeuw in je haar en huilende kleintjes met tintelende handen, een sneeuwbal in je gezicht, maar toch niet vlug naar huis terug.
En een oude man met z'n scharminkelig hondje, voorzichtig schuifelend over de stoep, kreeg een sneeuwbal op zijn rug en schudde woedend zijn vuist naar de pestende groep.
De kortste dagen waren al bijna voorbij, en door 't reflecterende wit bleef het donker langer weg, we kregen er geen genoeg van, maar dan ineens werd 't stil en de glijbanen glansden in 't zilveren maanlicht.
Je schrok, een blik op de vertrouwde Elthetokerk met het groene spitsje en de klok, en dan wist je wel hoe laat 't was!

Anneke Koehof ©



 

Elthetokerk in de dertiger jaren
foto  Geheugen van Oost
Anneke Koehof ©
1 juli 2014




 
 

Enkele fragmenten uit het juryrapport van 5 juni 2015.

Het thema van deze editie was Geloven in Oost. Het was deze keer niet zozeer de hoeveelheid inzendingen waardoor de jury verrast was – zo’n 15 waaronder gedichten en monologen -, maar de kwaliteit. Er zaten veel bekende namen tussen en de jury kwam dan ook tot de conclusie dat iedereen die vaker inzond als schrijver is gegroeid. Opvallend was dat verhalen compact waren: geen woord teveel en met afrondende pointes.

...Het thema gaf aanleiding tot heldere, eigenzinnige gedachten. Verwoord binnen prachtige situaties. Soms kunnen inzendingen nog wel eens ‘what you read is what you get’ zijn, met andere woorden: in één laag. De verhalen dit keer getuigen juist van een grote gelaagdheid. Een gebeurtenis wordt een betekenisvol verhaal, een herinnering blijkt te staan voor iets groters. En daar zijn we altijd naar op zoek: het grote in het kleine...

...Zo zou ik nog door kunnen gaan, maar we moeten helaas naar de einduitslag. Ten eerste willen we Anneke Koehof complimenteren met een eervolle vermelding. Twee prachtige miniatuurtjes, twee herinneringen, met grote impact. Vooral je verhaal in de stijl van Nescio maakte grote indruk.
 
 
 
 
 
 


Tekst van Nescio in de Linnaeusstraat


 

 



 






 





donderdag 26 juni 2014

STRANDEN IN OOST


Dit verhaal schreef ik voor een opdracht van 'Schrijvers uit Oost', in het kader van 'Schrijf je Straat', met als onderwerp: Stranden in Oost.
Het is een verdere uitwerking van een eerder verhaal ''De Kras' dat ik publiceerde op 10 april 2013.
Het is een fictief verhaal, dus elke gelijkenis berust op toeval
 
      
 
 
 
Stranden in Oost

Het is een perfect geschilderd kozijn, zonder enige oneffenheid, bijna te volmaakt.

Het voelt aan als een zijden laken, rimpelloos en gladgestreken, net als mijn leven, tot vanavond.



Ineens sta ik buiten met wat snel bij elkaar gezochte spullen en mijn schrijfsels, vooral die...

Half hollend loop ik de lange dorpsweg af, schichtig kijk ik naar de voorbijschietende auto's, alsjeblieft, geen bekenden.

Als ik bij de overdekte halte aankom is de bus net vertrokken, de volgende gaat pas over een uur.

Toch ben ik vastbesloten, ik moet hier weg.

In een hoekje probeer ik me zoveel mogelijk te beschermen tegen de striemende regen en de wind, die hier altijd lijkt te waaien.

Ik overdenk de afgelopen uren, de ruzies, het geschreeuw en het allerergste, de vernedering, toen hij voor mijn ogen mijn bril in zijn vuist vermorzelde. Dat zou me leren, met mijn stomme verhaaltjes en mijn mails aan die kerel, die me zo goed begreep.

Huilend smeekte ik hem mij dit niet aan te doen, zonder bril was ik niets waard, maar het was al te laat, de bril lag verbogen en gebroken op de grond.

Met gierende banden en opspattend grint scheurde hij de oprit af en liet mij in totale ontreddering achter. Dat met die bril was voor mij het breekpunt, dit kon ik niet met mij laten gebeuren.

Overstuur belde ik 'die kerel', hij was nog aan het werk, klonk toch wat geschrokken, maar herstelde zich en we spraken af dat ik naar Amsterdam zou komen, hij zou me nog een sms'je sturen over de ontmoetingsplaats.

Ik graaide wat spullen bij elkaar, vond gelukkig nog een oude bril in mijn nachtkastje, stopte de ordner met mijn verhalen in een plastic tas en dacht er aan mijn mails uit de computer te verwijderen.

In de bus ben ik zowat de enige passagier. De chauffeur kijkt mij bevreemd aan, ik zal niet de mooiste zijn met mijn opgezwollen gezicht en ogen klein van het vele huilen.

Op het stationsplein hangen wat jongelui rond en in de ticketshop staat een lange rij, ik haal net op tijd de trein naar Amsterdam en zit nog wat na te hijgen als mijn telefoon de bekende blieps laat horen, een bericht. 'Kom naar de OBA op het Javaplein, daar pik ik je op'. Er volgen nog wat aanwijzingen over de te nemen trams, het lijkt me niet al te moeilijk.

De boodschap is duidelijk, vanuit zijn werk rijdt hij via het Javaplein zo naar IJburg, waar hij een appartement heeft gehuurd, splinternieuw en vlakbij het strand.

Ik ben er één keer met hem geweest, via de brug, die uit de verte op een bh lijkt, reden we over een brede weg langs hoge balkonloze woningen naar een strandpaviljoen, Blijburg geheten. Een soort reizende locatie vertelde hij toen, waar huizen komen, moet Blijburg weer verkassen en een nieuwe plek veroveren.

Ik vond het er wat mondain, er werd gezwommen en gesurft, ik keek mijn ogen uit.

Waar vroeger water was zover het oog reikte, was een hele stad verschenen, die ook nog bij Oost bleek te horen... Ik voelde me een trutje uit de provincie, iedereen daar leek zo hip en vrij. Bovendien was ik als de dood iemand uit mijn dorp tegen te komen, al leek dat daar niet al te waarschijnlijk.

Ik zie de lichtjes op het IJ, als de trein, schommelend als een schip met zijwind, het Centraal Station nadert.

Op het Javaplein is alles al donker, alleen de fel verlichte bibliotheek is nog open.

Het is er behaaglijk en stil, ik zoek een rustig hoekje bij het raam, waar ik met brandende ogen de donkere avond in tuur en gedachteloos over het zijdezachte kozijn strijk.

Het wachten duurt lang, ik heb dorst maar de koffieautomaat is defect. Ik kijk voortdurend op mijn horloge, hij is al een half uur te laat.

Een baliemedewerker ruimt wat boeken op, in mijn buurt blijft hij duidelijk nieuwsgierig talmen.

'Kan ik u misschien helpen?' vraagt hij vriendelijk.

'Eh nee, dank u, ik zoek straks wat boeken uit', antwoord ik.

Na nog een uur wachten besluit ik een sms te sturen, er komt geen antwoord en ik begrijp dat hij niet meer komt, nooit meer. Ik ben hier gestrand en de bibliotheek moet straks sluiten.

Ik voel behalve verdriet, ook woede opkomen.

Zoekend laat ik mijn hand door mijn tas gaan en stuit op de kleine wijnopener.

Het is een dierbaar cadeau. Liefhebbend strijk ik over het glanzende okerkleurige heft, dat alle functies in zich verbergt om de beste fles wijn te ontkurken.

Met een lichte druk van mijn duim richt het mesje zich bijna te makkelijk op.

Dan kijk ik om mij heen, niemand te zien, venijnig kerf ik het mesje in het kozijn en maak een diepe kras, net als op mijn ziel.



Anneke Koehof

802 woorden, fictie

13 juni 2014






zondag 22 juni 2014

DE TRANENKOUSJES

8e Montessorischool, Zeeburgerdijk, Amsterdam

Deze herinnering schreef ik   
voor Het Geheugen van Oost.
Met dank voor het gebruik van
de foto's.
 
 
 
 
 
 



De tranenkousjes
Vroeger op de lagere school, in mijn geval de 8e Montessorischool op de Zeeburgerdijk, had ik op dinsdagmorgen steevast buikpijn. En niet zo'n beetje, nee, echte buikpijn, met van die steken, waar ik wit van om de neus zag.
Al gauw kwam mijn moeder er achter dat het iets te maken had met de handwerkles, dus thuisblijven was er niet bij. Ik was als de dood voor de handwerkjuf. Eigenlijk waren het er twee, het was een tweeling die zo op elkaar leek dat ik het verschil niet zag.
In mijn herinnering waren ze allebei lang en slank, met steil zwart haar, maar wie van de twee ik voor me had zou ik niet weten, zoals ik ook hun namen ben vergeten, maar dat kan te maken hebben met verdringing.
Ik was een zeer onhandig meisje, eigenlijk altijd gebleven. Al liet mijn moeder me iedere dag 20 naadjes breien (volgens haar moest iedere vrouw dat later kunnen) ik leerde het nooit.
De babyslofjes die zij voor mij op vier pennen had opgezet, werden nog jaren daarna de 'tranenkousjes' genoemd, want ze waren stijf en hard geworden door mijn zoute tranen.
Op de jaarlijkse ouderavond lagen onze werkstukken trots op onze tafeltjes uitgestald. Nou, van mij lagen er alleen broddellappen en dat kreeg ik natuurlijk de volgende dag thuis te horen...
Dat ik al heel jong prachtig kon voorlezen en verhalen schreef maakte thuis geen enkele indruk, noch mijn zelfbedachte en opgevoerde toneelstukjes en dansjes. Een meisje moest haar handen kunnen roeren! Logisch dat de handwerklessen mij buikpijn bezorgden, de juffen waren in mijn geval niet bepaald vriendelijk en geduldig en ik wil ze het liefst helemaal vergeten.
Wat me nog wel helder bijstaat is de vrachtauto die op 26 september 1951 aan de overkant van onze school een huis was binnen gereden.
Daar was ik helemaal vol van en in mijn fantasie zag ik hoe een familie daar aan de ontbijttafel zat en ineens een bordje bij moest zetten... Want fantasie, dat had ik wel en gelukkig nog steeds!

Anneke Koehof ©
12 juni 2014

Zeeburgerdijk 99,
Vrachtwagen rijdt woning binnen
26 september 1951
 














woensdag 4 juni 2014

DE EMOTIE VAN GEUREN



Vissersscheepjes bij eb in Bretagne
 
    De opdracht  van de schrijfgroep
    was   'GEUR'

 
 
 
 
 
 
 
 
 




Een geur, plotseling opgevangen, doet je redeloos verlangen

naar die heerlijke vakantiedagen in Bretagne, aan het strand.

Het eindeloze warme zand, een kleverige kinderhand, de geur van

algen en van wier en van 'Moules Frites', in dat kleine restaurant.



De zuigende modder, tijdens eb door ons bewandeld,

de verveloze scheepjes, hulpeloos gekanteld, dragen nog de

geur van dieselolie en van teer, van zoutdoortrokken hout, en in

een kratje dat vergeten is, een vleug van licht bedorven vis.



De geur van zondoorstoofde keien, waartussen stekelige planten hun

kruidige aroma's in de warme lucht verspreiden, tot ze later weer

verzwolgen worden door het woest aanrollend water van het opkomend getij,

dat onder invloed van de maan altijd en eeuwig door zal gaan.



De warme geur van 'gaufres' uit het kraampje op de pier, de crêpes

met rum, de chantilly, Mor Braz, 't Bretonse bier, de bitterzoete cider en de

honinglikeur,  de zelf gevangen oesters met hun zilte smaak en geur...

Het zijn de emoties van de geuren, die mijn herinneringen kleuren.





Anneke Koehof ©

3 juni 2014