zondag 10 februari 2013

NIEUWE SCHOENEN

Voor jou Rens, voor je verjaardag enne... vanavond eten we boerenkool, hoor! 10 februari 2013
Nieuwe Schoenen
“Vooruit jongens, opschieten”.
Rillerig stonden we in de tochtige gang. Mijn jongste broer Wiebe met een bruine papieren zak, hij was die dag zeven jaar geworden en mocht trakteren. Voor mij kon er geen snoepje af, hij was onverbiddelijk, stel je voor dat hij tekort zou komen. Buiten joelden de kinderen, er lag sneeuw. Ik aarzelde, als de jongens mij maar niet zouden inpeperen. “Bange griet, je durreft niet”, plaagde Wiebe. Hij was nergens bang voor. Ha, laat ze maar komen, hij zou ze wel eens even mores leren, maar zij, een bangeschijter, dat was ze, en ze was nog wel vier jaar ouder dan hij!
“Ga nou maar”.
Mijn moeder duwde me naar buiten. Mijn voeten waren nu al ijsklompen in de te krappe rubberlaarzen. Wiebe holde weg op zijn nieuwe schoenen, Robinsons. Hij had nog tegengesputterd, vond het stomme, lompe schoenen, maar er was geen ontkomen aan.
“En denk erom dat je ze netjes houdt!”
“Vanavond lekker boerenkool met worst,” glunderde hij, want wie jarig was mocht kiezen. Voorzichtig, om niet op te vallen, schuifelde ik langs de gevels van de huizen. Gelukkig, die enge hond lag niet buiten, zeker te koud. Bij het Javaplein is het opletten geblazen, daar rijden twee trams en vooral lijn 10 scheurt als een gek door de bocht. Daar had je hem net, de tram was zo vol dat de mensen buiten aan de balkons hingen. De bloemenman was er niet en de visboer sloeg zijn armen kruislings over zijn borst. Hij had een berenmuts op en droeg gekke handschoenen waar zijn vingers uitstaken. Ik keek naar de vissen op de kraam, die lagen er maar stijf bij met hun bolle ogen, alleen de palingen lagen te kronkelen in het zaagsel.
“Kom je een vissie kopen, meid?”
Geschrokken schudde ik van nee en holde half glijdend door. Daar was de school, gelukkig, de grote jongens waren al binnen.
De school ging om vier uur uit.
Nu gauw naar huis, misschien was er visite voor de verjaardag van Wiebe. Zouden oom en tante uit Friesland er zijn? Wiebe is naar zijn oom genoemd en had daardoor een streepje voor. Op het Javaplein was het druk. Mensen stonden in groepjes te praten, de visboer had zijn kraam in de steek gelaten en middenin de bocht stond een auto stil met daarachter een vrachtwagen. De vrachtwagenchauffeur was druk gebarend met een politieagent aan het praten. Ik had een vreemd voorgevoel. "Wat is er gebeurd?” vroeg ik aan een meisje dat ik kende als een van de vele dochters van de slager. Volgens mijn moeder hadden die mensen zoveel kinderen omdat de pastoor ieder jaar langs kwam. “Er hing een jongetje achter die auto,” wees het meisje in de richting van de stilstaande auto, “En nu is hij hartstikke dood”. “Weet je wie het was?” vroeg ik geschrokken. “Nee, want hij is weg, hij is meteen naar de hemel gevlogen,” antwoordde het meisje. “Hoe kan dat nou?” Weifelend keek ik naar boven. “Als je me niet gelooft, geloof je me maar niet, stomme trut,” zei het meisje beledigd. “Wat je zegt ben je zelf!” De politieagent maande tot doorrijden, de visboer slofte hoofdschuddend naar zijn kraam en de menigte verspreidde zich. Ik was er niet gerust op en bleef nog wat rondhangen. Plotseling, tussen de opgehoopte gore sneeuwdrab, zag ik iets liggen vlakbij de plaats waar de auto’s hadden gestaan. Het leek wel een schoen, een bruine. Ik pakte hem op, de neus was totaal versleten, maar nog heel. Snel keek ik in de binnenkant. Om verwisseling na de gymles te voorkomen zette mijn moeder altijd de eerste letter van onze voornamen erin. Ik kreeg over mijn hele lichaam kippenvel, want daar stond de W, de W van Wiebe… O God, zou het dan toch waar zijn, was Wiebe naar de hemel gevlogen en dat nog wel op zijn verjaardag en met maar één schoen aan. Ik rende met de schoen in mijn hand naar huis.
Mijn moeder deed open.
Vreemd, ze huilde niet, maar keek wel kwaad en verbaasd toen ze de schoen zag. Wiebe zat in de keuken glazig naar zijn drijfnatte linkersok te kijken, hij zag spierwit, maar hij leefde!
“Dat is me ook een mooie boel,”
mopperde mijn moeder. “Je mooie nieuwe schoenen… , leg dat maar eens uit vriend”. Hortend en snikkend vertelde Wiebe zijn verhaal. Hij had willen ‘sleetje pikken’ achter de bumper van een auto. Stiekem, gehurkt, bumper vasthouden en daar gaat ie dan en op tijd loslaten. Hij had gezien hoe de grote jongens dat deden en wilde het ook wel eens proberen, maar de auto maakte in korte tijd zoveel snelheid dat hij niet durfde loslaten. Op de rijweg lag minder sneeuw waardoor hij niet meer gehurkt kon blijven zitten maar languit kwam te hangen, zijn schoenen sleepten over de straat. Vrouwen gilden. Tot zijn schrik kwam er een vrachtauto achter hem rijden, tevergeefs toeterend om de aandacht van zijn voorganger te trekken. Dit ritje duurde enkele kilometers tot de auto moest stoppen voor de tram. Wiebe liet zich direct door de toegestroomde nieuwsgierigen opslokken. Hij wist zich zo behendig tussen de mensen door te wurmen dat niemand in de gaten had dat hij het slachtoffer was.
Zijn schoenen waren kaal maar niet geheel weggesleten, die stomme Robinsons hadden hem gered.
Anneke Koehof © Geschreven in 2008