zondag 24 maart 2013

DE HEILIGE MAGDALENA

Deze foto is uit 1979. Ik vertrok al in 1963

Met dit verhaal behaalde ik de 3e plaats bij de Schrijfwedstrijd van 'Schrijvers uit Oost'. De bijeenkomst was in Frankendael en het thema was dit keer 'Buren'.

Mijn allereerste eigen woonplek was een oude hoekwoning op drie hoog in de Oosterparkbuurt. Als de katholieke buurtgenoten 's morgens in alle vroegte naar de Bonifaciuskerk werden gebeierd, leek het alsof ik in de klokkentoren lag, het hele huis dreunde mee. Beneden mij, op twee hoog, woonde een graatmagere dame, een voormalige lichtekooi met een ooit rijk bloeiende praktijk ergens in Limburg. Ze heette Magdalena ('Zeg maar Lena, meid') en leek een beetje op een toverkol, omdat neus en kin naar elkaar toe groeiden, nee, mooi was ze niet. Uit haar erotische verleden vertelde ze obsceniteiten waarvan ik het bestaan niet had durven vermoeden en ze beweerde dat ze nog regelmatig heren ontving, liefst drie tegelijk. Wat die allemaal met haar deden werd mij, regelmatig onderbroken door een verschrikkelijke hoestbui of een rasperige lach, in geuren en kleuren uit de doeken gedaan. Ik moest er niet aan denken om in het donkere trappenhuis tegen een van haar klanten op te lopen... Voor mij had Lena moederlijke gevoelens, ze waarschuwde me voor de gevaren van het leven en drukte mij op het hart nooit een man te vertrouwen, want mannen wilden maar één ding, en voor je het wist zat je in het leven... Middenin de nacht zong ze met haar Halfzware Van Nellestem liederen over Bronsgroen Eikenhout en Wie sjoen os Limburg is, al wist ze ook daar haar eigen onzedelijke teksten op los te laten. Hoe meer drank, hoe schunniger het lied. Was de alcohol op dan huilde ze met lange uithalen, kreeg angstvisioenen en kroop in de kast. Op een avond, tegen middernacht, zag ik aan de overkant een groepje mannen lacherig en wijzend naar boven kijken. Ik begreep niet wat er aan de hand was, al hoorde ik haar op de ramen bonken. De overburen vertelden mij later dat de heilige Magdalena regelmatig in Evakostuum, met vlammende toorts aan het manvolk verscheen. Wegens wanbetaling waren gas en licht afgesloten en ze liep met opgerolde brandende kranten door het huis voor wat warmte, maar was niet te beroerd om daarbij haar oude vaardigheden op peil te houden. De buurvrouw werd regelmatig bezocht door ambtenaren van de Sociale Dienst of andere instanties, die door haar avances of bedreigingen niet wisten hoe snel ze de trap weer af moesten komen, maar haar toestand werd onhoudbaar. Toen ze tenslotte moest worden opgenomen ging ze tekeer als een wild dier. Ze sloeg, schopte en beet om zich heen en de politie moest eraan te pas komen om de ambulancebroeders bij te staan. Uiteindelijk lag ze, vastgebonden en gedrogeerd, op een brancard, ze keek me hartverscheurend aan, ik schaamde me dat ik niet meer voor haar had kunnen betekenen en keek toe hoe ze voorgoed uit mijn leven verdween.

Anneke Koehof ©

24 maart 2013


Juryrapport aflevering #5 Schrijvers uit Oost
De jury van Schrijvers uit Oost is wederom zeer verheugd dat bewoners van Oost en daarbuiten de
pen ter hand hebben genomen en hun werk opstuurden. Deze jury bestond dit keer uit de schrijvers en redacteurenMarian Boyer, Teuntje Klinkenberg, Maaike Bergstra, Wouter Bok en Claartje van den Broek.
Het thema 'buren' zette veertien inzenders aan tot poëzie, persoonlijke herinneringen, gesproken wo
woord en proza. We lazen over lastige, dierbare en opmerkelijke buren, over verlangen naar oude en
andere buren, over bemoeizieke buren. Herkenbaar en karakteristiek voor het levendige wonen in de stad.
Opvallend veel van de schrijvers slaagden er in enige gelaagdheid in hun werk aan te brengen,
waardoor het aan zeggingskracht won. Het was interessant om te zien dat sommige inzenders naar
eerdere teksten verwezen, waar wij in vorige afleveringen kennis mee mochten maken.
 Naast de drie teksten die we hieruit als beste hebben gekozen, is er de eervolle vermelding.
De derde plaats gaat naar een auteur die met haar inzending een nieuwe weg inslaat. Anneke Koehof,

'als gretig afnemer van je werk is de jury aangenaam verrast over de wijze waarmee je de prostituerende buurvrouw Magdalena in 'De heilige Magdalena' een gezicht geeft, en hoe ze de buurvrouw is van je eerste zelfstandige woning - en uiteindelijk door een ambulance naar het gesticht wordt gebracht'.
Het onderwerp leent zich voor een scherpe stijl. Wars van nostalgie geef je daar met eerlijke stem je draai aan.

MIJN STRAAT

 Bij mijn moeder hing alles in het gelid, kleur bij kleur, van lang naar kort, alsof het een leger betrof. Helaas heb ik die gewoonte dwangmatig overgenomen, bang dat haar kritiek me zelfs vanuit het hiernamaals nog achtervolgt.







Voor de Schrijfwedstrijd van 'Schrijvers uit Oost', ditmaal vanuit Huize Frankendael, schreef ik deze keer twee korte verhalen. Het thema was dit keer 'BUREN'.
In onze straat werd je verwelkomd door het angstaanjagend gekrijs van de altijd uit het raam hangende 'Gekke Jansje'. Zoals je gewoon bent aan de beelden, geuren en geluiden, zo vormde haar gegil het decor van ons bestaan.

Toen mijn moeder na mijn geboorte overleed, werd ik opgenomen in het gezin van de melkboer op de hoek en zag dat als mijn thuis, totdat mijn vader hertrouwde en ik terug moest naar het benedenhuis verderop. Niet alleen het uitzicht was anders, tenslotte woon je op een hoek in twee straten tegelijk, maar waar moest ik naartoe als ik gevallen was of geschrokken? 'Je woont nu hier en je gaat die mensen niet steeds lastigvallen,' zei mijn nieuwe moeder, een nuchtere Friezin. Dat was voor mij, nauwelijks vier jaar oud, nogal verwarrend.

Op elke hoek van onze straat waren buurtwinkels, maar de slagerij was een geval apart, want die werd gedreven vanuit een gewoon benedenhuis. In een zelfde huis als waarin wij woonden, werden koeien en varkens naar binnen gedragen en in een zelfde kamer als waarin wij sliepen, draaide de buurman zijn gehakt. Wanneer je aanbelde ging de deur automatisch open. De klanten stapten over de hond en stonden in de kleine hal op hun beurt te wachten. Mijn vader had ook zo'n elektrische deuropener gemaakt. Soms vergisten de slagersklanten zich in de deur en staarden dan verbijsterd in onze slaapkamer.

Op dinsdagmiddag verzamelden we ons op het hoekje bij de gesloten melkzaak. De ijsbezorger, een grote norse kerel, kwam moeizaam aangefietst. Op zijn bakfiets lagen staven ijs van minstens een meter lang. Hij sloeg het dekkleed terug en hakte de staven met een priem in stukken. Wij bleven op gepaste afstand, hij duldde geen kinderen. De zware ijsblokken torste hij op zijn schouder de nu vreemd stille winkel binnen. Dan zagen wij onze kans schoon. Wij pikten de losgehakte brokjes ijs, waar we verzaligd op zogen. Zodra de man weer naar buiten kwam stoven wij uitelkaar, om bij zijn tweede lading opnieuw toe te slaan. Dat hij al pruimend bruine stralen over de bakfiets spuwde zagen wij over het hoofd.

Leek de straat met z'n gepoetste koperen deurknoppen en gesteven vitrages aan de voorkant keurig netjes, aan de achterkant speelde zich het echte leven af, daar ontpopte het burgerlijk fatsoen zich in zijn ware gedaante. 'Van boven bont, van onderen stront,' schamperde mijn moeder, wijzend op het wasgoed van een buurvrouw. Bij haarzelf hing alles in het gelid, kleur bij kleur, van lang naar kort, alsof het een leger betrof. Helaas heb ik die gewoonte dwangmatig overgenomen, bang dat haar kritiek me zelfs vanuit het hiernamaals nog achtervolgt.

Ruzies werden luidkeels vanaf de veranda's uitgevochten.


'Vuile hoerenloper, geslachtsziekteverspreider, '
schalde het van de ene naar de andere kant toen een buurman vond dat het gras bij de overbuurvrouw groener was. Zijn minnares liet zich, tot vermaak van de buurt niet onbetuigd en zo vlogen de scheldpartijen over en weer.

Onze bovenburen waren ook heel bijzonder. Als ze ruzie hadden hoorden we ze vloeken en tieren, het ging er heet aan toe. Dan was het een kwartiertje doodstil, waarna we gestommel op de trap hoorden. Even later liepen ze met uitgestreken gezichten, stijf gearmd de straat uit...


Anneke Koehof ©

24 maart 2013