woensdag 17 juli 2013

SPINAZIE Á LA CRÈME

       
 

Spinazie à la Crème


Wat een prachtige middag om er even op uit te gaan.

‘Ik ga een eindje fietsen en neem gelijk de boodschappen mee, heb je zin in iets speciaals?’

Er klinkt wat onduidelijk gebrom, als David aan het werk is wordt hij niet graag gestoord. Ik denk dat ik spinazie neem, lekker roerbakken en dan een visje erbij, daar is hij dol op.

‘Doe je voorzichtig?’ mompelt hij.

Natuurlijk doe ik voorzichtig, je moet wel voorzichtig zijn wanneer je langs de grachten fietst, met al die auto’s en op de rijbaan slenterende toeristen.

Ik mag van geluk spreken dat mijn fiets er nog staat, ik ken mensen die al aan hun vierde toe zijn. Al leg je hem aan de ketting, ze pikken hem toch, waarna de bestolene een gestolen fiets terugkoopt, je ware recycling.

Ik peins nog wat over vanmorgen, de stemming leek een beetje stug. Ik weet hoe het kwam, ik had de radio weer op de populaire zender gezet, had behoefte aan vrolijke muziek.

David heeft daar een hekel aan. Hij luistert het liefst naar de klassieke zender, logisch, muziek is zijn werk. Ik maak me ongerust omdat hij de laatste tijd wat dovig begint te worden, iets dat hij in zijn vak zeker niet kan gebruiken, maar hij is met geen stok naar een dokter te krijgen.

Soms begrijp ik niet dat hij juist voor mij heeft gekozen, hij, die zo belezen is, overal verstand van heeft. O ja, ik ben dol op muziek, maar ik geniet ervan op dezelfde manier waarop ik wijn drink, zonder enige kennis van zaken.

'Dat maakt je voor mij juist zo aantrekkelijk,' zegt hij. 'Ik ben uitgekeken op dat aanstellerige gedoe, het najagen van succes, erbij moeten horen en mee moeten doen'.

In gedachten verzonken ben ik al bijna bij het IJ. Kijkend naar de drukte op het water lijkt het alsof je de zee al kunt ruiken. De schepen geven je een gevoel van avontuur, van weg willen naar verre oorden. Dat gevoel delen David en ik, gek op water, gek op schepen.

Even met de pont heen en weer, de wind door mijn haren, ik zou dat wel een paar keer willen doen, net als toen ik een kind was.

Ik fiets een eindje langs de oever van het IJ. Vroeger waren hier scheepswerven, nu staan er flatgebouwen. Op de banken zitten groepjes vrouwen te babbelen in voor mij onverstaanbare taal, ze lijken geen oog te hebben voor het prachtige uitzicht.

Het begint laat te worden, de lager staande zon schijnt in mijn gezicht. Ik neem de pont terug en daarna de kortste weg naar de supermarkt.

Verdorie, de verse spinazie is op, dan maar een pak diepvries, à la crème. Nu nog even langs de visboer. Ik passeer de verkoper van de Daklozenkrant zonder hem iets te geven en smijt mijn boodschappen in het fietsmandje.

In plaats van mijn gebruikelijke route over de gracht besluit ik binnendoor te gaan, maar in de wirwar van straatjes verdwaal ik bijna. David heeft het me al zo vaak uitgelegd, maar dikwijls vergis ik me nog.

‘Je bent een droomstertje, ’ zegt hij dan vertederd en hij heeft gelijk, ik ben altijd aan het dagdromen en let niet op. Gelukkig, ik herken het plantsoentje. Gezagsgetrouw stap ik af en loop met de fiets aan de hand haastig verder. Als de viswinkel nu nog maar open is…

Plotseling schiet een schaduw vanachter een struik vandaan. Een armoedig uitziende man grijpt mijn stuur en begint eraan te rukken.

'O nee, niet mijn fiets', zeg ik in paniek en houdt het stuur stevig vast.

'Los trut', grauwt hij en ik keer me walgend af van zijn kegel van drank. Dan gris ik het pak spinazie uit het mandje en geef hem een klap op zijn hoofd.

Even staren zijn ogen mij verbaasd en glazig aan, dan zakt hij in elkaar.

Verbijsterd over mijn eigen reactie zie ik hem aan mijn voeten liggen, zijn warrige haardos begint rood te kleuren. O God, dat dit mij nu moet overkomen. Schichtig kijk ik rond, niemand te zien. Met kloppend hart en bevende knieën spring ik op mijn fiets en ga er vandoor.

De volgende morgen, aan het ontbijt, leest David mij voor uit de ochtendkrant:

‘Weer een geval van zinloos geweld, mishandelde man dood in plantsoen gevonden.

Van de dader ontbreekt elk spoor’.



Anneke Koehof ©
 (2008)



fictie

Geen opmerkingen:

Een reactie posten