Weesperplein
De zon
schijnt die 1e maart in 1943, het weer trekt zich niets aan van de
oorlog.
Hanneke
loopt zo dicht mogelijk langs de huizen, alsof ze daar woont en elk
moment een portiek binnen kan gaan. Ze is op weg naar de Joodse
Invalide, waar opoe is opgenomen, het ging echt niet langer thuis.
Muiderschans
heet de straat sinds vorig jaar. Sarphatistraat klinkt te Joods
volgens de Duitsers, maar niemand gebruikt die nieuwe naam.
Ondanks
de zon draagt ze haar lange shawl, waardoor de zo gehate gele ster
aan het oog wordt onttrokken.
Bijna
vier maanden woont ze nu bij haar tante in de Vrolikstraat.
Ook
toen kwam ze bij opoe vandaan, ze liep naar huis in de
Pretoriusstraat, zag de Duitse legerauto en wist meteen dat het mis
was. Er stonden soldaten bij de auto en onder het opwaaiend zeil zag
ze de bovenburen zitten. Als aan de grond genageld bleef ze staan.
'Weiterlaufen',
schreeuwde een soldaat en gaf haar een por met zijn geweer.
Struikelend liep ze door.
Toen ze
voorzichtig omkeek zag ze haar ouders naar buiten komen. De kleine
Sara op de arm van haar moeder en Gerton aan haar hand. Daarachter
haar vader en grootvader, ieder met een koffertje.
Heel
even keek haar moeder haar kant op, maar ze wendde gelijk haar blik
weer af, alsof ze vreemden waren.
De
Duitse soldaat liep een paar stappen in Hanneke's richting.
'Schnell,
schnell', riep hij dreigend.
Ze
holde naar de Vrolikstraat waar ze buiten adem en overstuur bij tante
Geesje aanbelde.
'Kind,
kom gauw binnen, wat is er gebeurd?' vroeg haar tante geschrokken.
'Ze
zijn opgehaald', snikte Hanneke, 'en wat moet ik nu, wat moet ik nu?'
Tante
Geesje trok haar naar binnen en troostte haar tegen beter weten in.
'Jij
blijft voorlopig hier,' zei ze, je kan daar niet meer naartoe'.
Tante
Geesje, getrouwd met Hanneke's oom, was niet Joods en daardoor
gevrijwaard
van deportatie. Om haar niet in gevaar te brengen had oom Hartog zich
aangemeld; behalve een briefkaart uit Vught hoorden ze niets meer
van hem.
De
volgende dag besloot tante Geesje naar de Pretoriusstraat te gaan om
wat kleding van Hanneke op te halen, maar de deur was dichtgespijkerd
en toen ze door het raam naar binnen keek zag ze dat de huiskamer
helemaal leeg was, de gordijnen waren van de roedes gehaald en zelfs
het goedkope zeil was van de vloer getrokken.
'Ze
hebben al gepulst, hoor ', riep een vrouw die verderop uit het raam
hing.
Tante
Geesje wist genoeg...
Ze
hadden nog een keer een brief gekregen uit Westerbork, waarin haar
vader vertelde dat ze naar het Oosten zouden gaan om daar te werken.
Het ging naar omstandigheden goed, al huilde Saartje veel, ze kreeg
niet genoeg te eten.
Vergeet
je opoe niet? schreef haar vader, wij redden ons wel.
Nu was
Hanneke degene die opoe zo vaak ze kon opzocht en al had het oude
mensje er niet veel weet van, ze vroeg toch naar haar man en dochter
en kon dan dreinen als een kind.
Daar is
het Weesperplein, met versnelde stap gaat ze richting ziekenhuis maar
wat vreemd, ook daar staan legerwagens, dat kan toch niet waar zijn,
niet die oude, zieke mensen.
Ze
aarzelt, plukt aan haar shawl.
'Ze
worden allemaal weggehaald,' zegt een voorbijganger.
Anneke
Koehof ©
fictie
Nawoord
Op 1
maart 1943 werden de patiƫnten uit de Joodse Invalide op bijzonder
wrede wijze weggevoerd;
'
Pulsen' Genoemd naar het verhuisbedrijf van Abraham Puls, die de
woningen van weggevoerde Joden leeghaalde.
Dit
verhaal las ik in het kader van 'Open Joodse Huizen' 4 mei 2014 in de
OBA, Amsterdam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten