Deze herinnering schreef ik al op 15 april 2008 voor mijn cursus Creatief Schrijven.
Ik was er heel trots op want ik kreeg er een 9 voor en daarmee was mijn docent niet scheutig!
De rat
Waarom de ratten
nu ineens onze straat overnamen? Sommigen zeiden dat ze honger
hadden, anderen gaven de schuld aan de hoge waterstand, maar
waarschijnlijk kwam het door de vervanging van de oude rioleringen,
waardoor een hele wijk rattenbewoners naar een andere woonplaats
moest omzien.
Wij hadden reuze
plezier. De nieuwe betonnen rioleringsbuizen lagen opgeslagen op een
opengebroken plein en die grote zandvlakte was een prachtig
speelterrein!
De buizen waren zo
groot en lang dat we er doorheen konden hollen, er op konden klimmen
en er overheen konden springen. Het “wachie”, een gepensioneerde
man die wat bijverdiende, kneep een oogje dicht om de kinderen hun
plezier te gunnen.
De ratten wisten
niet waar ze het zoeken moesten en kwamen overal tevoorschijn,
zelfs uit de wc.
Dat was bij ons al een paar maal voorgekomen en je durfde nauwelijks
op de bril te gaan zitten, uit angst dat er een rat in je billen zou
bijten.
Ook in de tuin
liepen ze, om in een gat bij de regenpijp te verdwijnen als de
herdershond van de buren er op af werd gestuurd. Wanneer je de
tuindeuren niet goed dicht hield kwamen ze brutaalweg bij klaarlichte
dag naar binnen en bij mijn buurmeisje sprong er een via de
gordijnrail op haar hoofd. Zelf werd ik een keer gillend wakker
omdat er een aan mijn haar trok, maar het bleek dat zich een lok om
het knoopje van mijn kussensloop had gewonden.
De verhalen over
de ratten namen mythische vormen aan. Zo zouden ze aan baby’s in
de wieg knabbelen, als je ze achterna zat vlogen ze je naar de keel
en niet zelden werden exemplaren gesignaleerd die groter of minstens
zo groot waren als een flinke kat.
Mijn vader had
voorzorgsmaatregelen genomen om de strijd met de gevaarlijke monsters
aan te gaan. Van zijn werk nam hij een flinke ijzeren staaf mee, daar
werd een
vlijmscherpe punt
aan geslepen en een handvat aan geconstrueerd. Hoe hij dat voor
elkaar had gekregen is een raadsel, lassen kon hij niet, maar hij
was een handige man, als zo velen in de oorlog door armoe en
zuinigheid inventief geworden. Hij heeft ons later menigmaal
verbaasd door de wijze waarop hij uit allerlei onderdelen een
voorwerp voor hergebruik samenstelde. Dat daardoor een
ongelijkbenige schaar ontstond, of een wiebelende groenteschaal met
als herkomst het ronde kijkvenster van een kapotte wasautomaat,
deerde hem niet.
De ijzeren staaf
werd ter voorkoming van roest met zilververf behandeld en ziedaar,
een zwaard was geboren. Daarmee in aanraking gekomen moest je wel een
flinke rat zijn om dat te overleven.
Op een
zondagmorgen zat er een in de gang, nota bene bovenop zijn
fietszadel, maar die werd naar de eeuwige jachtvelden gezonden toen
mijn vader hem het kleine voorportaal indreef en daar met hem
afrekende. Wij zaten bibberend met de deur dicht te wachten tot de
strijd was gestreden en wij ontvingen hem als een held.
'Daar zit weer zo'n
kreng', riep mijn moeder, die het nu wel zat werd. De rat zat op zijn
gemak toilet te maken, net als een kat waste hij met zijn voorpootjes
zijn snorharen, het vluchtgat bij de regenpijp in zijn nabijheid.
Wij mochten heel
voorzichtig door het kleine openslaande raam kijken en het viel ons
eigenlijk wel mee, zo groot was het beest nu ook weer niet, of zou
het een jonkie zijn?
'Allemaal aan de kant', snauwde mijn vader met het zwaard in de
aanslag. Hij boog zich zo geruisloos mogelijk uit het raam, richtte
het scherpe wapen tot vlak boven de rat en liet het toen loodrecht
naar beneden vallen.
Het beest werd
doorspiesd, probeerde nog weg te komen, maar viel een meter verderop
neer.
Wat ik toen hoorde
ging mij door merg en been. De gewonde rat gilde het uit en maakte
daarbij dezelfde geluiden als een huilend kind. Ik hield mijn handen
tegen mijn oren, wilde er niet naar kijken en had intens medelijden
met hem.
Als stadskind,
opgevoed zonder huisdieren, had ik niet eerder beseft dat een dier,
net als ik, pijn kon hebben, kon huilen, misschien wel een vader en
een moeder had die niet begrepen waar het bleef.
Mijn vader
vertelde ons dat het juist goed was, door het gegil zouden de andere
ratten vluchten en niet meer terugkomen.
In mijn herinnering
heeft het nog uren geduurd. Voor een gevoelig kind als ik was het een
schokkende ervaring en ik bekeek mijn vader plotseling met heel
andere ogen. Ik vond hem wreed en gemeen en dat durfde ik hem in mijn
boosheid zelfs te zeggen.
Hij lachte er maar
een beetje om en zei dat ik me niet moest aanstellen, waarop ik nog
bozer werd en antwoordde:
“Maar een rat is
ook een mens!”
Anneke Koehof © 2008
Geen opmerkingen:
Een reactie posten