Dit verhaal zond ik in naar 'Schrijvers uit Oost', in het kader van de wedstrijd 'Schrijf je straat'.
Ter nagedachtenis aan Nellie,
een meisje uit mijn straat, begin 1945
doodgeschoten door de Grüne Polizei.
Nelleke
'Karel Eén brak zijn been, Karel Twee dronk een kopje thee, Karel Drie... '
Nelleke
kaatst de ballen beurtelings tegen de muur, ze heeft ijskoude handen
en daardoor is het moeilijk ze op te vangen.
'Hè
Nel, ga eens even een poosje naar buiten,' had mamma gemopperd.
Nu de
scholen wegens brandstofgebrek gesloten waren, liep het kind haar
geregeld voor de voeten.
'Karel
Vier, dronk een glaasje bier...'
Ina van
de overkant komt erbij staan, maar Nelleke negeert haar.
'Karel
Vijf, sloeg zijn wijf...'
'Mag ik meedoen?'
'Nee', antwoordt Nelleke bot.
'Waarom niet?'
'Dat weet je ook wel, daarom niet!'
Teleurgesteld
druipt Ina af. Nelleke vindt het best zielig, maar ze mag nu eenmaal
niet met Ina spelen.
Wee van
de honger en de kou leunt ze tegen de deur van Casper, die nu bij
zijn oma woont, omdat zijn moeder is doodgegaan.
'Dat
arme mens,' had ze mamma horen zeggen. 'Haar man zit in een werkkamp
door die vuile verraders, en zij heeft zich rot gewerkt om haar
kostje bij mekaar te scharrelen, logisch dat ze er onderdoor is
gegaan bij de bevalling'.
Waar ze
precies onderdoor is gegaan begrijpt Nelleke niet, ze weet wel dat
het babyzusje van Casper nu bij de melkboer woont. Kon zij daar maar
wonen, ze is bijna vergeten hoe echte melk smaakt, wat ze nu krijgt
is dun en waterig, net als de aardappelschillensoep uit de
gaarkeuken. Ze is broodmager door ondervoeding, haar benen zijn lang
en stakerig, net als haar armen, die uit de mouwen van de te krap
geworden winterjas tevoorschijn komen.
Gisteren
kwam ze op het Javaplantsoen weer die Duitse soldaat tegen, hij kijkt
haar altijd heel vriendelijk aan.
'Ach, du schönes blondes Mädchen, ich habe ein
Töchterchen wie du'.
Hij
hield haar een reep chocolade voor, maar al heeft ze nog zo'n honger,
ze mag niets aannemen van een Duitser. Strak keek ze naar de grond,
hij moest lachen om haar standvastigheid.
Nelleke
zucht, ze had best een stukje chocolade gelust en anders haar zusje
Vera wel. Eigenlijk
is het haar zusje niet, maar haar buurmeisje. Toevallig speelde Vera
die middag bij hen, toen er ineens geschreeuw en gestamp op de trap
van de benedenburen klonk. Mamma zat als verstijfd, ze zag spierwit
en hield haar vinger tegen haar lippen. Even daarna hoorden ze weer
gestommel. Henk, Nelleke's broer, keek naar buiten.
'Ga bij dat raam weg', siste mamma hem toe.
'Ze worden in een vrachtwagen geduwd,' zei hij
geschrokken, 'ze gaan vast en zeker naar het Oosten'.
'En
Vera dan,’ vroeg Nelleke, 'die kunnen ze toch niet zomaar
achterlaten?'
'Vera blijft hier,' bitste haar moeder.
'Van nu af aan is ze jullie zusje en denk erom, jullie
houden je mond, niemand mag dit weten, anders komen die rot moffen
haar ook nog ophalen'.
In het
begin huilde het meisje veel en vroeg naar haar eigen moeder, maar
later ging dat over.
Buiten
spelen mag ze niet en als er visite komt moet ze naar de zolderkamer.
Nelleke kijkt wel uit om het aan iemand te verklappen, want dan zou
haar wat boven het hoofd hangen heeft haar moeder gedreigd.
Je kan
beter maar niet te veel aan mamma vragen, die is tegenwoordig zo gauw
boos. Zoals die keer dat Nelleke dacht dat ze haar vader had gehoord.
Hij was al maanden niet thuis geweest, maar op een avond, toen ze
niet kon slapen, hoorde ze hem en mamma zacht lachen, ze wist het
bijna zeker.
'Is pappa terug?' vroeg ze de volgende ochtend. Ze zag
Henk en mamma een snelle blik wisselen.
'Hoe kom je daar nu weer bij', antwoordde haar moeder
korzelig, 'je zal het wel gedroomd hebben!' Nelleke had niet
verder durven vragen.
Wat zou
ze nu eens gaan doen? Haar broer is met zijn vrienden naar de
Rietlanden. Ze is daar wel eens geweest met haar moeder om brandstof
te zoeken voor het noodkacheltje, maar haar broer wil haar niet mee
hebben.
'Veel te gevaarlijk voor meiden, Sperrgebiet,
' benadrukt hij. Ze zoeken naar sintels en
stukjes hout, maar dat is verboden. De bewakers zijn heel streng en
volgens Henk schieten ze zelfs op kinderen, al kan ze dat bijna niet
geloven.
Toch
weet Henk er veel van. Hij hangt 's avonds uit het raam en doet
opgewonden verslag van de luchtgevechten boven de Diemerzeedijk. Daar
staat het afweergeschut om de Duitse schepen te beschermen tegen de
aanvallen van Engelse jagers. Voor Henk is oorlog een spannend
avontuur, maar Nelleke houdt doodsbang haar oren dicht voor het
gillen van de gevechtsvliegtuigen en het gedonder van het geschut.
Ze smeekt hem het raam dicht te doen.
Als ze
nu eens stiekem tóch naar De Rietlanden ging? Wat zou mamma blij
zijn als ze wat kooltjes had. Schichtig kijkt ze naar boven of haar
moeder niet voor het raam staat.
Ze holt
de hoek om in de richting van de Zeeburgerdijk en dan de brug over
naar het abattoir. Getver, wat stinkt het hier toch, haar maag draait
om.
Ze is
nu bij het rangeerterrein en daar zijn de hijskranen van de havens
al. Gek, ze ziet helemaal geen bewaking.
O jee,
nu moet ze nog heel nodig ook, ze kan het bijna niet ophouden. Ze
kruipt weg achter een goederenwagon en laat haar plas opgelucht
lopen. Er holt een groep jongens voorbij, ze herkent haar broer er
tussen, gelukkig ziet hij haar niet.
Het
begint al te schemeren als ze onder een hijskraan iets ziet
glinsteren, kooltjes misschien? Ze kijkt om zich heen, niemand te
zien, ze woelt met haar handen door de aarde.
Ineens
een schreeuw en het geblaf van een hond. Verschrikt vliegt ze op, ze
hoort de knal nog voordat ze achterover valt…
'Ach nein, nicht das Mädchen'.
Anneke
Koehof ©
FICTIE
Geen opmerkingen:
Een reactie posten