De schrijfopdracht was: werk een mooie of leuke jeugdherinnering om tot een echt sprookje
De herinnering die ik had was aan mijn tijd als baby en peuter bij mijn pleegouders. Zij namen mij in huis na het overlijden van mijn moeder. Ze hadden een melk/kruidenierszaak en verkochten ook stroop uit een vat. De 'mare' gaat dat ik stroop wilde pikken en daarbij mijn evenwicht verloor en in de stroop terecht kwam. Onder de winkel was een kelder die veel indruk op mij maakte. Het heeft lang geduurd voor ik daar, onder begeleiding, een kijkje mocht nemen.
Marjanneke (Verspronck, 1600-1662)
Hop Marjanneke
Er was eens een lief
prinsesje dat Marjanneke heette.
Als ze op de
schouders van de Koning door de paleisgangen galoppeerde zong hij:
'Hop Marjanneke,
Stroop in 't Kanneke', want ze was dol op die zoetigheid, terwijl de
Koning er juist zo'n hekel aan had.
'Iedere maandag die
vervelende Ministerraad', mopperde hij. 'Ze smeren me alleen maar
stroop om de mond'.
Daarom verbood hij
alle stroop in het land, behalve één vat, en dat stond in de
Geheime Koninklijke Kelder. Slechts één maal per maand mocht de
keukenmeid een kannetje uit het vat tappen en dan bakte ze speciaal
voor Marjanneke drie pannenkoekjes met stroop.
Op een nacht had ons
prinsesje zo'n vreselijke trek, dat ze blootsvoets door de
koninklijke gangen dwaalde op zoek naar de geheime kelder.
Ze was al bijna
verdwaald toen ze wel dertig stroopsoldaatjes in het gelid zag staan.
'Wat doen jullie
hier?' vroeg ze nieuwsgierig.
'Wij bewaken het vat
met gouden stroop', antwoordden ze.
'Laat mij er
onmiddellijk door, ' commandeerde de prinses.
'O, nee, dat mag
niet van uw vader, De Koning'!
'Dan zal ik mijn
maatregelen moeten treffen', sprak ze. 'Jullie laten mij erdoor, of
ik eet een soldaat op!' Ook een lief prinsesje moest soms
meedogenloos zijn en ze stelde een daad.
Geschrokken lieten
de soldaatjes haar door en zo betrad zij de geheime kelder waar een
hoog vat stond, STROOP stond erop, het
kon niet missen.
Via een laddertje
klom ze omhoog en boog zich over de rand om een likje te nemen van
dat heerlijke zoet, waardoor ze haar evenwicht verloor en met
spartelende beentjes in de stroop verdween. De soldaatjes sprongen
haar nog na, maar konden haar niet redden.
Toen ze dacht dat ze
bijna zou stikken kwam ze in een gouden luchtbel terecht en zweefde
weg.
'Waar ben ik', vroeg
ze verbaasd. Ze zag huisjes van suikerwerk, met daken van speculaas
en allemaal snoepende kinderen. Ze aten zuurstokken, wijnballen,
mariakaakjes en chocolade en de stroopsoldaatjes moesten rennen voor
hun leven.
Je bent hier in
Bickertjesburg zei een ontzettend dikke jongen, die een Prins bleek
te zijn. Hij heette Prins Bicker, eigenlijk Prins Dicker, maar dat
woord had hij verboden.
Zijn leger van
drie-in-de-pan marcheerde door de Muntendropstraten.
'Daar komen de
Bickertjes, daar komen de Bickertjes', riepen ze in koor.
'Ik zou best met je
willen trouwen', zei de prins, 'maar pas als je net zo bick bent als
ik'.
Dat
leek Marjanneke wel wat, ze snoepte en snoepte, totdat ze schoon
genoeg had van dat kleverige goedje en weer eens weg wilde. Maar dat
ging zomaar niet. Na een gevecht tussen drie-in-de-pan en
stroopsoldaatjes bereikten ze het gat in het vat waar de kurk in zat,
maar ze paste er niet door.
Marjanneke huilde
hete tranen, waardoor de stroop vloeibaar werd, en zij met de stroom
mee naar buiten dreef.
Zo vonden de Koning
en de Koningin haar 's morgens helemaal kleverig in haar hemelbedje.
En Marjanneke? Die
leefde nog lang en gelukkig
Anneke Koehof ©
fictie
fictie
stroopsoldaatjes
Geen opmerkingen:
Een reactie posten