Scherven
Het
was een zonnige, hete zomerdag in juli1914, toen Francis en Cecile
trouwden.
Francis,
afkomstig uit een hoger gelegen dorp, werkte sinds kort in de
hoefsmederij van zijn oom Jules. Ze konden de kleine bovenwoning
boven de smederij huren. Een tafel en vier stoelen, een bed en een
kast, veel meer hadden ze niet, maar ze waren verliefd en gelukkig
dus wie maalde er om spullen?
Cecile
was het mooiste meisje uit het dorp met haar blonde haar en opvallend
donkere ogen. Haar ouders hadden een boerenbedrijf, een eindje buiten
een dorp in les Hautes Alpes en iedere morgen spande ze het kleine
paard Mignon voor de wagen om de verse schuimende melk, warm van de
koe, nog vóór de ochtendkoffie rond te brengen. Ze hoefde het
kittige paardje nauwelijks te mennen, het kende de weg. Eten was er
genoeg, maar verder waren ze tamelijk arm, de hoop van haar ouders
was gevestigd op een schoonzoon die hun dochter een goede toekomst
zou kunnen bieden. Maar Cecile had geen haast al had ze genoeg
aanbidders, zoals Achille, de geleerde zoon van de notaris.
'Veel
te sloom,' zei ze, 'Wat heb ik aan een vent die de hele dag met zijn
neus in de boeken zit! Bovendien, hij heeft pukkels.'
En
de zoon van de paardenslager, Gustave.
'Mais
non, altijd die bloederige handen en ik moet er niet aan denken dat
hij daarmee ooit mijn Mignon zou slachten.'
Octave
dan, de zoon van de doodgraver? Nooit zonder werk.
'Maar
hij stinkt altijd zo naar mottenballen, je ruikt hem al van verre en
iedere keer als hij mij streelt zou ik denken aan...'
Ernest,
de zoon van de dokter.
'Een
aardige jongen, maar je denkt toch niet dat hij mag trouwen met de
dochter van een arme boer?'
Victor,
de zoon van de barbier, is dat geen goede partij?
'Met
zijn meidenmaniertjes en zijn pommadekapsel? Jamais!'
Ze
maakte een wegwerpgebaar.
Ook
was er Albert, de zoon van de zadelmaker, wiens moeder 'erbij'
naaide.
Cecile
had een mooie lichtblauwe lap stof gekregen om een nieuwe jurk van te
laten maken voor Le Quatorze Juillet, ze moest alleen nog een
keertje komen passen. Toen ze iets vroeger dan afgesproken bij de
zadelmakerij aanklopte, kwam Albert aan de deur, zijn vader was naar
een klant om een zadel weg te brengen en mama was nog boven, maar ze
kon wel alvast passen, zei hij, de jurk hing al klaar. Ze stond net
in haar katoenen onderjurk in de paskamer, die niet meer was dan een
oude spiegel in een door een juten lap afgescheiden hoek, toen hij
plotseling achter haar opdook. Hij sloeg zijn armen stevig om haar
middel en drukte haar tegen zich aan.
'Ma
cherie, ma cherie,” stamelde hij. 'Tu es vraiment
belle, je t'embrasse.'
'Laisse
moi, laisse moi!' schreeuwde ze.
Ze
probeerde los te komen, maar zijn greep werd vaster en ze voelde de
opwinding in zijn kruis. Met zijn rechterarm hield hij haar in zijn
greep en met zijn linkerhand betastte hij haar borsten, in de door
verwering aangetaste spiegel zag ze als een golvende legpuzzel zijn
domme kop met de uitpuilende ogen en zijn half open kwijlerige mond.
Met alle kracht die in haar was trapte ze met haar hak op zijn voet.
Schreeuwend van pijn sprong hij achteruit.
'Merde,
merde, putain!'
'Quoi?'
Haar ogen, toch al donker afstekend tegen het lichte haar, werden
blauwzwart als de kooltjes voor het fornuis. Ze gaf hem een klap in
zijn gezicht, haar hand tekende vuurrood af op zijn linkerwang. Hij
hief zijn arm omhoog en op dat moment kwam een onbekende man binnen.
Hij greep de jongen in zijn nek, gaf hem een flinke dreun en zette
hem met een trap tegen zijn achterste buiten de deur. 'Voilà.'
Cecile
verstopte zich gedeeltelijk achter het juten gordijn, de ruwe stof
prikte tegen haar schouders. Wie was dit? Hij kwam niet uit het
dorp. Wat een knappe man, al was hij niet bepaald modieus gekleed in
zijn wijde werkmanshemd en zijn door brede bretels opgehouden
manchester broek. Om zijn hals droeg hij een zweetdoek en aan zijn
voeten vetleren laarzen. Zijn haar was donker en ze zag dat zijn ogen
een groenige kleur hadden.
'Je
m'appelle Francis le Roi, enchanté.'
Hij
nam een denkbeeldige hoed af en maakte een zwierige buiging die zijn
achternaam eer aan deed, daarbij raapte hij in één moeite zijn
leren voorschoot op, de eigenlijke reden van zijn komst. Ze schoot in
de lach en wilde bijna een reverence maken.
Kan
het dat twee mensen in één klap verliefd worden? Dat kan, want dat
was wat er gebeurde. Ze keken elkaar aan, ze konden hun ogen niet
losmaken, ze konden geen woord uitbrengen en Cecile liet zonder het
te merken het gordijn los.
Zo
troffen de zadelmaker en zijn vrouw het stel aan. Albert, woedend
over zijn vernedering, vertelde een leugen om zijn eigen hachje te
redden. Ze had hem willen verleiden, la putain, maar hij was er niet
op ingegaan. Toen die vent binnenkwam schaamde ze zich niet om half
ontkleed voor hem te paraderen, die twee kenden elkaar langer, dat
was zeker.
Het
verhaal ging als lopend vuur door het dorp, haar vader sloeg haar en
haar moeder huilde dat ze de schande nooit zou overleven. Er moest
worden getrouwd en snel ook en zo gebeurde het dat op die warme dag
de lange tafel buiten werd gedekt, dat er gegeten werd en vooral
gedronken, dat er muziek klonk en gedanst werd. Voor zo'n forse man
was hij behoorlijk lichtvoetig, hij zwierde haar in het rond, haar
klaterende lach klonk over de weiden door het dal en haar nieuwe
blauwe jurk, toch van de vrouw van de zadelmaker, de rode afdruk op
de wang van haar zoon had haar zo haar eigen gedachten gegeven, de
jurk zwierde mee.
Van
haar schoonouders kregen ze een deken van gemzenvacht voor de koude
nachten, van haar ouders drie lakens en vier slopen met randen van
broderie en van de buren wat bestek en potten en pannen, niet nieuw,
maar nog goed bruikbaar. Het mooiste geschenk kreeg ze van haar
grootmoeder: een hooikist met daarin, veilig tussen het hooi, het
oude boerenservies, nog helemaal compleet en gaaf. Twaalf borden voor
de warme maaltijd, twaalf kommen voor de koffie, daar werden
natuurlijk ondeugende grappen over gemaakt, over vruchtbaarheid en
een groot gezin, een kan voor de wijn en een echte botervloot met
deksel, zoals bij deftige mensen! De kleur van het servies was
steenrood en er stonden motieven op uit de flora en fauna van Les
Hautes Alpes. Het had bij Grandmère
altijd in de mooie kast gestaan en kwam alleen op hoogtijdagen
tevoorschijn.
Cecile
omhelsde haar grootmoeder met tranen in haar ogen en de kist werd
die avond door Francis met de grootste omzichtigheid naar hun huisje
gebracht, waardoor niet de bruid maar een hooikist over de drempel
werd gedragen, maar dat maakte hij snel goed.
Hij
werkte hard in de hoefsmederij van oom Jules, hij hoopte het bedrijf
later over te kunnen nemen, oom en tante hadden geen kinderen. Cecile
zou voorlopig de melk blijven rondbrengen Als ze thuis was hoorde ze
het 'kloing, kloing, kloing' van zijn hamer en voelde haar huid dan
bijna net zo gloeien als het ijzer dat hij in het vuur had.
Wanneer
ze 's avonds in het houten ledikant onder de warme gemzenvacht lagen
en ontelbare sterren zagen flonkeren boven de maanbeschenen
bergtoppen met hun glinstering van eeuwige sneeuw, vertelde hij haar
telkens weer hoe graag hij haar eer had gered en hoe mooi ze was toen
hij haar daar in haar onderjurk zag staan. Ze speelde dan dat ze
verlegen was, maar die verlegenheid verdween al gauw als ze zijn
handen op haar huid voelde. Hoe konden zulke ruwe handen toch zo
teder zijn?
Ze lazen geen kranten en waren teveel
vervuld van zich zelf om zich zorgen te maken over wat er in de
wereld gebeurde en zo ging de oorlogsdreiging grotendeels aan hen
voorbij.
Het
was broeierig warm toen Cecile besloot om het servies een plaats te
geven op het eikenhouten rek dat Francis speciaal voor dit doel had
getimmerd. Hij had het opgehangen op de door haar aangewezen plek
naast de deur en nu kon ze de hooikist gebruiken om de avondpap gaar
te laten worden. Met alle liefde die in haar was wreef ze het
eikenhout tot het glom en stalde het servies uit, de borden tegen de
achterkant en de kommen ervoor. Het rek was precies zoals ze het
wilde hebben, met drie planken, twee voor het servies en op de
onderste plank de kan en de botervloot. Toen het allemaal zorgvuldig
afgewassen op zijn plaats stond deed ze een paar stappen achteruit om
het resultaat te bewonderen. Op dat moment stormde haar man de houten
buitentrap op, riep haar naam en gooide de deur met een klap achter
zich dicht, hij wapperde met een grote enveloppe.
Dit
was de eerste barst in hun huwelijksgeluk, of eigenlijk lag het als
het ware aan diggelen. Door de klap waren de borden gaan glijden en
kletterden samen met de kommen op de grond in ontelbare stukjes. Met
open monden keken ze ernaar.
Cecile
was woedend, wat moest ze tegen Grandmère zeggen, die zou het haar
nooit vergeven. Waarom gooide hij ook altijd zo hard met de deur,
kijk nu toch eens. Snikkend raapte ze de scherven op en verzamelde ze
in een oude doek. Alleen de kan en de botervloot stonden nog op hun
plaats als een overblijfsel uit betere tijden.
'Je
weet toch dat scherven geluk brengen? Ik zal het voor je lijmen,
chérie, heus, dan zie je er niets meer van,' probeerde hij haar op
te beuren, maar hij wist dat het een dooddoener was, dit was te erg,
bijna net zo erg als de reden waarom hij zo'n haast had, want in de
enveloppe zat een oproep om in krijgsdienst te treden, nu Duitsland
de oorlog aan Frankrijk had verklaard. Cecile was ontroostbaar, zie
je wel, het was een voorteken. Later, toen ze wat gekalmeerd was zei
hij, naar de kan en de botervloot wijzend:
'Zolang
die kan gevuld is met wijn en de vloot met boter zullen we gelukkig
zijn.'
Ze
zuchtte diep en deed er het zwijgen toe. Die avond barstte een hevig
onweer los, dat de hele nacht aanhield.
Niet
alleen Francis werd opgeroepen, maar alle jongemannen uit het dorp en
ook de paarden werden gevorderd. Al gauw was er geen jongeman of
paard meer over. Tot groot verdriet van Cecile moest ze zelfs haar
kleine Mignon afstaan, weer huilde ze hete tranen en de melk moest ze
voortaan met een handkar rondbrengen. Francis werd aangesteld als
hoef- en wapensmid in Elzas-Lotharingen. De Franse regering hoopte
op een overwinning, zodat dit verloren stuk grondgebied weer aan het
land kon worden toegevoegd. Vol trots en vaderlandsliefde paradeerde
hij voor haar in zijn felrode broek en blauwe overjas met op zijn
hoofd de rode kepi en ze moest toegeven dat hij er prachtig uitzag.
De
avond voor zijn vertrek pikte hij een witte roos uit de tuin van de
buren, die ze boven hun ledikant hing. Zo bedreven zij de zoet
geurende liefde, zij wanhopig en hij in triomf.
Hij
vertrok naar de Elzas, waar bloedig werd gevochten om het gebied
terug te winnen.
De
paarden werden ingezet voor het overbrengen van boodschappen en het
vervoer van goederen, munitie en voeding. De arme dieren hadden het
slecht, velen werden gedood, ook Mignon kwam nooit terug.
De Minister van Oorlog had nieuwe
uniformen willen invoeren in meer gedekte kleuren, zoals het Engelse
Khaki en het Duitse Feldgrau, maar de Fransen weigerden afstand te
doen van hun Gallische kleuren Rood en Blauw. De rode broek
afschaffen? Nooit! “Le Pantalon rouge, c'est la France!”
En dan die domme metalen helmen van de
Duitsers, daar lachten ze om.
Trots ontvouwden ze het kleurige
regimentsvaandel en marcheerden op de maat van het militaire
muziekkorps hun dood tegemoet.
Eind
december kwam Francis thuis, hij had als smid niet persoonlijk
hoeven vechten, al vlogen de granaten hem soms om de oren en viel het
niet mee om de doodsbange paarden te beslaan. Men had gedacht aan een
korte oorlog die met Kerstmis wel weer voorbij zou zijn maar niets
was minder waar, hij kwam slechts met verlof en trof Cecile zwanger
en daardoor humeurig aan. Maar er was wijn in de kan en in de vloot
was boerenboter die rijkelijk op het grof ronde pain
noir werd gesmeerd; ze mochten zich nog gelukkig prijzen, want het
dorp had al vele jonge mannen te betreuren.
'Zie
je wel dat de scherven geluk hebben gebracht,' zei hij. 'Mij kan
niets gebeuren!'
Cecile
zweeg met samengeknepen lippen. Bijna iedere dag keek ze naar de
scherven in de oude doek, ze kon het nog steeds niet verkroppen. Na
een week was zijn verlof om en moest hij naar een ander regiment, de
cavalerie bij La Bassée, Cecile in tranen achterlatend. Zonder hem
voelde ze zich dood en verdord als de roos boven het bed, die ze met
een ruk verwijderde, de bloemblaadjes dwarrelden knisperend op de
houten vloer.
Begin
mei 1915 werd haar dochter Rose Blanche geboren, alleen zij wist
waarom ze zo heette, want het meisje had het donkere haar en de
groene ogen van haar vader. Het was een flink kind, de vroedvrouw had
haar handen vol aan Cecile. Om het niet uit te schreeuwen van de
inspanning en pijn beet ze haar lippen stuk en kreeg ze
hallucinaties. Ineens stond Francis naast haar bed. Ze wilde iets
tegen hem zeggen, maar ze kon geen woord uitbrengen. Hij prees haar,
bette haar gezicht en sprak haar moed in; dat gaf haar nieuwe kracht.
Eindelijk werd het kind geboren, maar ze had er nog niet veel
aandacht voor.
'Waar
is Francis?' vroeg ze aan de vroedvrouw. 'Waarom is hij weggegaan?'
'Francis?'
De vroedvrouw begreep...
'Francis
is weer naar zijn onderdeel, hij kon maar even blijven,' antwoordde
ze, druk doende met het kind.
'Hij
vroeg of je goed voor je kindje wilde zorgen, het is een prachtig
meisje, kijk.'
Ze
legde het in haar armen. Cecile streek over de donkere haartjes en
zag de nog wazige, maar onmiskenbaar groene ogen.
'Wat
heb je mij pijn gedaan,' fluisterde ze. De vroedvrouw reikte haar
een glas aan en vulde het uit de kan.
'Hier,
drink wat rode wijn, daar zul je van opknappen!'
Door
haar moeders melk en later de voedzame, vette melk van haar
grootouders' koeien groeide Rose-Blanche voorspoedig op en voor
Cecile begon het wachten. Wat zou hij opkijken van zijn mooie
dochtertje.
Op
de dag dat zijn dochter werd geboren werd Francis gedood door de
scherf van een granaat die zijn mooie hoofd in tweeën kliefde De
uiteindelijke vervanging van de opzichtige kepi door een helm kwam
voor hem te laat.
Er
was zoveel chaos in Frankrijk dat de bode pas maanden later het
bericht bracht, maar Cecile was niet eens verrast.
'Ik
wist dat het zou gebeuren,' zei ze later. 'Het komt door die
scherven, die hebben geen geluk gebracht.' Zuchtend pakte ze de kan
en de botervloot in een stuk schapenvacht en legde ze bij de scherven
onderin de kast.
------
Het
was begin mei 2009 toen in Montauroux, een dorp in de omgeving van
Grass, een brocante
werd gehouden onder de bomen van het zonovergoten plein.
Een
vrouw, zo te zien in de herfst van haar leven, liep tussen de
kraampjes door en keek naar het schilderachtige tafereel dat een
groep tanige zigeuners met hun drinkende paardjes rond de oude
waterplaats voor de Mairie bood. De paarden verspreidden een sterke
geur, ze waren bezweet, maar moesten toch verder. Ze deed wat kaarten
in een brievenbus en genoot van de gezellige drukte. Een klein
meisje klemde zielsgelukkig wat kinderboekjes onder haar arm, een
jonge moeder wilde haar peuter een paar schoentjes aanpassen, maar
het kind protesteerde luidkeels en met trappelende beentjes, waarbij
het zo paars aanliep, dat de moeder het opgaf.
Plotseling
zag de vrouw een steenrode kan met bijpassende botervloot staan.
Wie
weet hoe de kan en de botervloot daar terecht zijn gekomen? Het is
een feit dat Rose Blanche na de 2e Wereldoorlog met haar gezin naar
die omgeving is verhuisd en daar op hoge leeftijd is overleden.
Daar
wist de vrouw, kennelijk een buitenlandse, niets van. Ze vroeg naar
de prijs, liep weg en kwam even later terug met haar grijsharige
partner. Ze overlegden maar hij schudde zijn hoofd, ze maakte een
verontschuldigend gebaar naar de verkoopster, keek nog eens spijtig
om en liep achter hem aan het plein over.
Een
uur later kwamen ze terug, alleen de kan stond er nog, de botervloot
was, tot teleurstelling van de vrouw, al verkocht.
Ze
kochten de kan, maar zonder botervloot zou het stel toch nooit
helemaal compleet zijn...
*) bronnen: Wikipedia, De Vrije Encyclopedie/Forum Eerste Wereldoorlog
Geen opmerkingen:
Een reactie posten