'Hoe krijgen we dit
op', verzucht ik als de visite afscheid heeft genomen.
Van mijn nieuwe
schoonzoon, akkerbouwer in de polder, kregen we een kist vol
aardappelen, uien en wortelen. Allemaal zo van het land, nou ja land,
onafzienbare velden, dus goed voor meerdere keren hutspot.
'En ik lust niet
eens hutspot', zegt mijn lief. 'Laten we het maar zolang op een
koele plaats wegzetten, zullen we nu eindelijk eens die lijst maken
voor ons kerstdiner?'
Als hobby-kok wil
hij alles ruim van te voren klaar hebben, het menu, de
boodschappenlijsten, niets mag aan het toeval worden overgelaten.
Op de eerste
kerstdag wordt het een diner voor twee, samen genieten van een stukje
vlees van de beste slager uit de Jordaan, groenten van de
'specialist' op de Rozengracht, een kaasplateautje van
Kef, bijpassende
wijnen, wel vijf gangen en alles wordt tot in de kleinste details
voorbereid.
Ons eigen
driesterrenrestaurant noemt David het gekscherend terwijl ik de
kerstversiering ophang.
Samen in de keuken
is geen succes, dus doe ik de boodschappen en David het kookwerk.
Een dag voor Kerst
heb ik nog een flinke lijst voor de supermarkt en ik ben niet de
enige, er staan lange rijen bij de kassa.
Eindelijk ben ik aan
de beurt en heb net mijn boodschappen op de band gezet als er een
grote
vent voor mij
schuift en een aantal blikken pils neer kwakt.
Ik herken hem als
een van de bierdrinkers die de banken op het plein voor de kerk
hebben ingenomen. Hij ziet er sjofel en ongeschoren uit en hij ademt
een walm van alcohol.
'Ehhhhh, mijnheer, u
dringt wel voor', protesteer ik.
Hij herhaalt mijn
protest met een overdreven deftige uitspraak.
'En wat wou mevroi
daar aan doen?”vraagt hij. 'Je denkt toch zeker niet dat ik hier
(en hij wijst op mijn boodschappen) allemaal op kan wachten? Ga je
soms voor een weeshuis koken?
Het zweet breekt mij
uit, iedereen lijkt af te wachten hoe dit afloopt, de caissière
bekijkt uitgebreid haar keurig gelakte nagels, maar ik geef niet toe.
'Toch gaat u voor en
dat vind ik geen stijl, u hoort achteraan te sluiten, net als
iedereen'.
'Geen stijl, madame
vindt het geen stijl, rot toch op met je kapsones, weet je wat ik
geen stijl vind, dat wij daar in de kou zitten en dat jij en je
misjpoge van de grachtengordel lekker bij de open haard zit te dineren.
Wel eens van gastvrijheid gehoord, nee hè trut, eet maar lekker
alles op met je eigen soort en laat ons maar creperen'.
'Nou,
dan komen jullie toch mee-eten,' antwoord ik in het nauw gedreven.
Natuurlijk meen ik daar niets van, David ziet me aankomen, maar hoe
kom ik anders van hem af?
'Dat heb je gezegd
dame, daar hou ik je aan.' Hij gooit een hand vol kleingeld neer om
zijn alcoholvoorraad af te rekenen en verdwijnt.
Opgelucht pak ik
mijn boodschappen in. Gelukkig zie ik hem niet meer, hij weet niet
waar we wonen en in de kerstdrukte vergeet ik het voorval.
Als we op 1e
Kerstdag, keurig gekleed, aan de eerste gang willen beginnen gaat de
bel.
'Wie kan dat nu zijn
op dit tijdstip,' vraagt David en drukt, macht der gewoonte, op de
deuropener.
Er klinkt gestommel
en voor we het weten staan een aantal mannen en twee vrouwen,
duidelijk de bierdrinkers, in onze kleine hal.
'Goeie avond meneer,
we komme voor de uitnodiging', zegt de bierkoper uit de supermarkt.
Davids mond valt
open en kijkt de man glazig aan.
'O ja, dat is ook
zo', antwoord ik. 'Maar we moeten nog wel beginnen met koken,
grachtengordeltijd weet u wel'.
Ik haast me naar de
zolder en kom met de groentekist van mijn schoonzoon tevoorschijn.
'Wie helpt er even
schillen?'
En zo werd het nog
een tamelijk gezellige avond.
Anneke Koehof ©
4 januari 2015.
Dit verhaal werd op 22 november 2017 gepubliceerd in De Jordaan en de Gouden Reael
Geen opmerkingen:
Een reactie posten