De wafelbakker
In het najaar, op
zondagmiddagen, als het al vroeg donker was en mistig, hoorde je soms
ineens gehinnik en het klossen van paardenhoeven. Sinterklaas?
Nee, op z'n dooie gemak sjokte een enorm paard de hoek
om.
Het was een
Ardenner, zoals in die tijd ook werd gebruikt door de
bierbrouwerijen.
Het paard trok een
kraam, wit verlicht door zacht suizende gaslampen, die in het ritme
van het paard meeschommelden.
Op een geschikte
plaats werd langs de stoep gestopt, het paard wist wat hij moest
doen, hij was het gewend.
De kraam was aan de
binnenkant beplakt met een Oudhollands tegelmotief en tegen de
zijkant hingen planken met geruite valletjes. Het zag er schoon en
proper uit, een vrouw was druk doende met een doek om ieder spatje te
verwijderen, zelfs als de kar reed ging ze daar mee door.
Voor het open
zijgedeelte stond een man met een dikke buik in traditioneel
kokskostuum met hoge witte koksmuts. Hij luidde een bel, die vreemd
dof klonk door de mistige stille straat.
De wafelbakker, want
dat was hij, bakte op een gloeiende plaat de Belgische wafels.
Als het beslag de
plaat raakte klonk luid gesis en de straat werd gevuld met een warme
zoete geur, het water liep je in de mond.
Je kon de wafels
kopen met slagroom, jam of poedersuiker.
Soms kwamen er
mensen met een bord naar buiten, maar veel verkochten ze niet.
Als we geluk hadden
mochten we wel eens wat 'breuk' kopen, daar smulden we van.
Als er geen klanten
meer kwamen schraapte het paard ongeduldig met zijn hoeven over de
straatstenen, hij had maar een half woord nodig en de karavaan
verdween weer langzaam in de mist...
Anneke Koehof ©
november 2012
Deze herinnering schreef ik voor Het Geheugen van Oost
Geen opmerkingen:
Een reactie posten