Gat
in het dak
Ik
lag in mijn opklapbed en voelde over mijn hele lichaam kippenvel,
want plotseling zag ik boven mijn hoofd een groot donker gat en dat
gat had er nooit gezeten!
Wat
had dit te betekenen, was er iemand in mijn zolderkamertje geweest om
een gat in het plafond te zagen? Zat er daarboven nu een enge kerel
naar mij te loeren?
Toen
mijn ogen gewend waren aan de donkere ruimte, keek ik tegen de hoge
binnenkant van het pannendak aan.
Ik
hoorde geritsel en zag vogelnesten of overblijfselen daarvan en ik
wist zeker dat er muizen zouden zitten. Ik wist niet waar ik banger
voor moest zijn, voor de muizen of voor die enge kerel.
Omdat
ons huis in de Baweanstraat maar twee slaapkamers had en ik te groot
werd om met twee broers op een kamer te slapen had mijn moeder een
zolderkamertje voor me gehuurd bij mevrouw De Hooijer, de buurvrouw
van twee hoog.
Mevrouw
De Hooijer was van Duitse origine en woonde boven ons zo lang ik me
kon herinneren. Ze was getrouwd met een machinist op de Rijnvaart,
die zelden thuis was. Vaak had ze gasten in huis, schipperskinderen,
meestal meisjes, met wie ik speelde.
Natuurlijk
durfde ik geen oog dicht te doen met dat gat boven mijn hoofd, ik
rustte niet voordat mijn vader het had gerepareerd.
Maar
hoe was het er ineens gekomen? Het had die dag gestormd, terwijl ik
het raam had laten openstaan. Door een windvlaag was het verborgen
luik omhoog getild en een eind verderop onder het pannendak
weggeslingerd.
Mijn
vader vertelde dat daar in de oorlog drie onderduikers verborgen
hadden gezeten, die bij een razzia door dat luik konden wegvluchten.
Het
was heel knap gedaan, want hoe vaak had ik niet naar het plafond
liggen staren zonder ook maar iets van een luik te ontdekken...
Er werd bij ons thuis weinig of nooit over de oorlog gesproken. Ik weet dat mijn vader als werkweigeraar was ondergedoken en verraden. Via de Euterpestraat, kamp Amersfoort en kamp Vught werd hij naar een strafkamp in Duitsland gestuurd.
Heel
af en toe kregen wij een idee van de verschrikkingen die hij daar had
meegemaakt en hoe zijn meer dan heldhaftige vlucht was verlopen. Hij
stond daarvoor uren in een sloot of vaart en moest bij onraad kopje
onder.
Overdag
schuilend en 's nachts lopend wisten hij en een medegevangene
Nederland te bereiken. Een jaarlijks – voor ons geheimzinnig –
kaartje uit Groenlo, was het enige overgebleven contact tussen hen.
Waar
mijn vader heel streng in was, waren de winkels waar wij als gezin
wel of niet mochten kopen. Nooit noemde hij namen, wij konden slechts
gissen.
Maar
mocht er gezien haar Duitse nationaliteit bij iemand nog enige twijfel hebben
bestaan, dan staat één ding vast: mevrouw De Hooijer deugde!
Anneke Koehof ©
Deze herinnering plaatste ik op Het Geheugen van Oost op 21 mei 2010
Geen opmerkingen:
Een reactie posten